Vroeg Renaissance – Florence – 15de eeuw
Hoog- en Laat Renaissance – Rome – 16de eeuw
de Renaissance (wedergeboorte) is een periode waarin de letteren, kunst en wetenschappen tot grote bloei
kwamen. De ontwikkeling begon in Italië in de late 14e eeuw, maar breidde zich snel uit over Europa.
De mens is het middelpunt, niet meer de kerk, zoals in de Middeleeuwen
De kunst is rustig, evenwichtig, symmetrisch en laat ideale verhoudingen zien
Grotere suggestie van ruimte: in het platte vlak door middel van perspectiefleer, en in de beeldhouwkunst door zeer
plastisch te werken.
In de 16de eeuw is in heel West-Europa sprake van Renaissance. Dit is het gevolg van o.a.:
o de druktechniek
o reproductie van kunstwerken
o verspreiding van voorbeeldboeken voor o.a. architectuur en versieringen.
o reizen van kunstenaars naar Italië
Aan het ontstaan van de Renaissance hebben een groot aantal factoren meegewerkt:
- meer zelfbewustzijn bij de mens
- opkomst van het Humanisme
- de religieuze eenheid wordt doorbroken: Reformatie
- opkomst van natuurwetenschappelijk onderzoek (universiteiten)
geldeconomie gaat ruilhandel overheersen
- ridderstand verliest macht en aanzien
- de burger neemt een steeds belangrijker plaats in in het maatschappelijk leven
- herontdekking van de schoonheid van de natuur en het menselijk lichaam.
- opkomst van staten en landsgrenzen
kenmerken van de Renaissance
- kunst werd geïnspireerd door
o de laatklassieke periode (Griekse kunst)
o Vroegchristelijke en Byzantijnse kunst
- voorliefde voor harmonie en maatgevoel
o proportieleer
o gulden snede
o menselijke maat wordt de maat van alle dingen
o symmetrie
- verovering van de derde dimensie
o lineair perspectief (Italië)
o atmosferisch perspectief en olieverf technieken (ten Noorden van de Alpen)
o volplastisch beeldhouwwerk
- naturalisme in schilder- en beeldhouwkunst
o de mens en natuur als inspiratiebron
- de kunstenaar treedt uit de anonimiteit
o universeel kunstenaar (Homo Universale)
- ontwikkeling van profane naast kerkelijke kunst
vraag 1: Tempietto - noem de overeenkomsten met
de bouwwijze van een Griekse tempel:
bouwkunst
o streven naar evenwichtige verhoudingen tussen hoogte, breedte en diepte van een bouwwerk n.a.v.
geschriften van Vitruvius. Toepassing van modulen. Gulden snede.
o bundelpijler wordt vervangen door zuilen en pilasters naar antieke voorbeelden
o de zuilen worden vaak afgedekt door rondbogen (Vroegchristelijk)
o voorkeur voor compacte bouwvolumes – eenvoudig herkenbare vormen (cilinder, kubus en halve bol)
Muren zijn dragend en afsluitend. Centraalbouw
o omlijsting van vensters, deuren en muurnissen door een fronton.
o vlakke cassetteplafonds, doorlopende tongewelven of koepelruimtes. (koepels met dubbele ‘schil’)
o triomfboogmotief toegepast in portalen
o de zuilenorden Dorisch, Ionisch en Corinthisch worden door elkaar toegepast
o afsluiting van de gevel door een ver uitstekende, zwaar geprofileerde kroonlijst, waardoor het dak
nauwelijks zichtbaar is.
o naast kerkelijke bouwkunst: stadspaleizen (palazzi) en landvilla’s
o opdrachtgevers: kerk, gilden, patriciërs (=voorname, niet-adellijke personen) en kooplieden.
beeldhouwkunst
- ontwikkelde zich als een zelfstandige kunstuiting
- streven naar een juiste (niet: ideale) weergave van de menselijke figuur, naar levend model. Anatomieleer.
- vol-plastisch en vrijstaand beeldhouwwerk met grote uitdrukkingskracht
o bijbelse figuren en voorstellingen
o mythologische figuren en scènes
o allegorieën
- portretbusten, ruiterstandbeelden, grafmonumenten, fonteinen
- materialen: vooral marmer, brons, terracotta
- opdrachtgevers: kerk, gilden, patriciërs en handelslieden.
beeldhouwkunst ten Noorden van de Alpen
- sterk realisme en expressionisme
- veel houtsnijwerk: altaren, altaarstukken
- polychromie
- tot in de 16de eeuw meer Gotische dan Renaissance elementen
vraag 2: Noem drie kenmerken van renaissancebeeldhouwkunst, die
in het beeld “David” van Michelangelo tot uiting komen.
schilderkunst
- ontwikkelde zich als zelfstandige kunstuiting
- Bijbelse taferelen, mythologische scènes,
portretten, allegorieën
- ontwikkeling van het lineair perspectief:
o verkortingen
o ruimtewerking
- plastische, natuurgetrouwe vormgeving
o temperapanelen
o olieverfpanelen
o fresco muurschildering
o secco muurschildering
- weergave van de natuurlijke lichtval:
o sfumato (met vervloeiende omtrekken)
o clair obscur (sterk licht-donker contrast)
- sober kleurgebruik
- ontwikkeling van de boekdrukkunst:
houtgravure, kopergravure
- naast de kerk ook wereldlijke opdrachtgevers
(gilden, patriciërs en handelslieden)
allegorie = symbolische voorstelling van een idee of abstract begrip
vraag 3: De ‘geboorte van Venus’ van Botticelli toont het renaissancistisch schoonheidsideaal.
De westenwind Zephyr, omstrengeld met zijn geliefde (de nimpf Chloris) blaast Venus naar de kust. De Godin
van de Lente staat haar op te wachten.
· Botticelli’s stijl zou je decoratief kunnen noemen. Geef twee argumenten voor deze uitspraak.
vraag 4: Leg uit dat er in dit schilderij sprake is van een allegorie.
In 1525 verscheen een handboek dat Dürer speciaal voor kunstenaars schreef. Enkele pagina's gaan over perspectief, dat door
Dürer eenvoudigweg 'durchsehen' (doorzicht) wordt genoemd. Hij geeft een beschrijving van hulpmiddelen bij het tekenen in
perspectief. Dürer illustreert zijn methoden met houtsneden.
Op de houtsnede 'De tekenaar van de liggende vrouw' kijkt de tekenaar door een vizier naar zijn model. Tussen hen in is een
raam aangebracht dat in gelijke vakken is verdeeld. De kunstenaar brengt datgene wat hij hier ziet over op een blad dat voorzien
is van vakjes die corresponderen met die op het raam.
zie ook: http://www.digischool.nl/ckv2/video/vermeerdurer6.wmv
vraag 5: Bij het streven de werkelijkheid zo nauwkeurig mogelijk weer te geven hebben kunstenaars altijd
hulpmiddelen gebruikt. Bekijk de houtsnede van Albrecht Dürer.
· Leg uit waarom zowel de voorstelling als de vormgeving kenmerkend zijn voor de Renaissance.
De gulden snede werd door kunstenaars veel gebruikt. Het werd gezien als harmonische verhouding.
Men spreekt van een gulden snede als een afstand zodanig in twee ongelijke delen wordt verdeeld dat de
verhouding van het kleinste tot het grootste deel dezelfde is als de verhouding van het grootste deel tot het
geheel:
34
13 21
Voor bovenstaand voorbeeld geldt 13 : 21 = 21 : 34 = circa 0,618.
De verhouding volgens de gulden snede is ook aanwezig in de zogenaamde getallenreeks van Fibonacci,
waarin elk nieuw getal de som is van de twee voorafgaande getallen.
2 : 3 : 5 : 8 : 13 : 21 : 34 : 55 : 89 : (2+3=5 / 3+5=8 / 5+8=13 etc.)
Naarmate de getallen groter zijn wordt de verhouding 0,618 steeds nauwkeuriger bereikt.
Anders gezegd: je hebt een lijn AB. Je kunt op deze lijn een punt P nemen, zodat
AP : PB = PB : AB.
A P B
Wanneer je een lijn van bv 100 cm verdeelt in twee stukken, waarvan de kleinste 38,2 cm is en de
grootste 61,8 cm dan is de verhouding tussen het kleine stuk en het grote stuk dezelfde als de
verhouding tussen het grote stuk en de totale lijn, namelijk 0,618 : 1.
Deze phi verhouding ( , spreek uit: fi ) noemt men de Gulden Snede.
De Gulden snede phi is vernoemd naar Phidias (490-430 vC) die beschouwd wordt als de grootste Griekse
beeldhouwer. De verhouding van de Gulden Snede komt veel voor in zijn werk.
Maniërisme – Italië, Frankrijk, Duitsland en de Nederlanden – 16de eeuw
Het maniërisme ontstond ± 1520 te Rome. Door de Pestepidemie (1522) ontvluchtten veel kunstenaars de stad.
Hierdoor vond een snelle verspreiding van de stijl plaats naar Florence, Napels en uiteindelijk Frankrijk. Ook via
voorbeeldboeken leerde men in de Nederlanden en Duitsland de stijl kennen. In de kunstgeschiedenis is het
maniërisme lang een verguisde kunststijl geweest, pas na 1920 ontstaat een herwaardering.
bouwkunst
- vooral toegepast in Italië
- de gevel heeft vaak een andere opbouw dan
het achterliggende gebouw
- aanleg van (mysterieuze) schelpengrotten bij
paleizen in Italië en Frankrijk
beeldhouwkunst
- ingewikkelde composities en houdingen van
mens- en dierfiguren (figura serpentinata)
- verfijnde afwerking
- pikante voorstellingen, naaktfiguren
schilderkunst
- bewegelijke, onrustige en ingewikkelde
composities
- voorliefde voor dramatiek
- lang gerekte figuren in vaak onnatuurlijke
houdingen
- typisch kleurgebruik: bleekrose, oranje, groen
en zeeblauw
- in Italië veel religieuze onderwerpen
- in de Noordelijke Nederlanden: mythologische
voorstellingen
- naaktfiguren
- opdrachtgevers: kerk, adel en burgers
vraag 6: Geef een omschrijving bij de volgende begrippen:
- Homo Universale. Noem twee voorbeelden.
- Reformatie
- Humanisme. Noem een voorbeeld van een humanist.
- Maniërisme
- Module
- Gulden snede
Geen opmerkingen:
Een reactie posten