Beoordeling van de competenties stage bovenbouw
Hierbij vinden jullie een lijst met competenties die van belang zijn voor de stage bovenbouw. De lijst is bestemd voor de student en de mentor van de stageschool.
Doel van het invullen van de competenties is reflecteren op de ontwikkeling die is doorgemaakt tijdens de stage.
Dit betekent dat de student:
o in staat is om aan de hand van de competenties zijn ontwikkeling gedurende de stage, van begin tot einde, te beschrijven.
o aan de hand van voorbeelden zichtbaar maakt op welk niveau hij geëindigd is.
Aan het einde van de stage vult de student de competentielijst digitaal in en geeft er een beknopte toelichting op. In de toelichting wordt uitgelegd waaruit de competentie wel of niet blijkt.
Dan vult de mentor de lijst in en geeft een beknopte toelichting op de waargenomen ontwikkeling van competenties van de student en ondertekent de competentielijst. Bij het afsluitende gesprek met de mentor kan dit een leidraad zijn. Vervolgens stuurt de student de ingevulde competentielijst toe aan de stagebegeleiders van de opleiding.
Bij de beoordeling op de opleiding wordt de competentielijst gebruikt om de stage af te sluiten of om op basis van nog niet voldoende ontwikkelde competenties tot een passende vervolgactie te komen waarin de competenties alsnog aangetoond kunnen worden.
Bij iedere competentie vinden jullie een balk met vijf niveaus.
1 op de schaal betekent onvoldoende of nog niet competent,
2 betekent nog in ontwikkeling maar nog niet voldoende,
3 betekent voldoende, is startbekwaam,
4 goed en competent
5 op de schaal betekent zeer goed of excellent.
COMPETENTIES: stage bovenbouw
1 (Vak)didactisch vermogen en operationaliserend vermogen
1a. Inzetten van creërend vermogen
Ben je in staat om wat je geleerd hebt op het gebied van beeldend onderzoek, vormgeving en materiaal en technieken in te zetten voor het onderwijs?
1. 2. 3. X 4. 5.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Praktijk
De waarde van een proces en schetsen inzien, is belangrijk geweest in de beeldend lessen. Ik heb vooral in de individuele gesprekken tijdens de kunst beeldend lessen gebruik gemaakt van wat ik heb geleerd over onderzoek, vormgeving, materiaal en techniek.
Vaak probeerde ik leerlingen even vanuit een ander standpunt te laten kijken naar hun eigen werk. Door er een referentie van buitenaf bij te pakken of door het te hebben over materialen/ technieken.
Ik denk dat ik bewust en onbewust veel kennis en vaardigheden op het gebied van beeldend onderzoek, vormgeving en materiaal en technieken heb ingezet voor het onderwijs.
Een mooi voorbeeld uit mijn stage.
Jet, een meisje dat al vanaf het begin dat ze aan de grote ‘folly’ opdracht begon een schitterend idee had. Helemaal uitgedacht. Ze vond het heel erg moeilijk haar idee nog bij te stellen in de schetsfase. Ik vond het een uitdaging om te zien hoe er door het contact met mij in haar hoofd langzaam ruimte ontstond om haar idee te kunnen veranderen. Zo ontstond er een mooi proces.
1. 2. 3. 4. X 5.
Toelichting mentor:
Het is goed te zien dat je op het werk van de leerlingen individueel reageert met enthousiasme en tips.
Kun je begrippen, terminologie en beschouwingswijzen toepassen op beeldend werk van leerlingen?
1. 2. 3.x 4. 5.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Praktijk
Ik denk dat wel gelukt is. Zeker tijdens het beoordelen was ik bezig met beschouwingswijze en begrippen/ termen die in het werk terug kwamen.
Dan ben je duidelijk bezig met beschouwen en het zien en benoemen van begrippen en terminologie.
Ook tijdens individuele werkbesprekingen met leerlingen ben ik samen met de hen veel bezig geweest met het toepassen/ benoemen van begrippen, terminologie en beschouwingswijze.
1. 2. 3. 4.X 5.
Toelichting mentor:
Ben je op de hoogte van de eindtermen voor de kunstvakken en de methodes die hiervoor ontwikkeld zijn; welke rol spelen deze in het onderwijs dat je hebt gegeven?
1. 2. 3. X 4. 5.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Praktijk
Voldoende op de hoogte. Bij het maken van opdrachten voor kunst algemeen heb ik regelmatig gebruik gemaakt van oude examens. Uit de examens haalde ik een rode draad om mijn lessen over onderwerpen uit de kunstgeschiedenis vorm te geven. Ik heb veel gehad aan de oude examens. Vooral de examenkaternen die gaan over kunstdisciplines als theater en muziek waar ik zelf minder vanaf wist. Ook gebruikte ik de opdrachten uit oude examens in de opdracht die ik leerlingen tijdens mijn lessen liet maken.
1. 2. 3.X 4. 5.
Toelichting mentor:
Soms irriteert het jezelf dat je af en toe adequate kennis mist.
1 b. Inzetten van Kennis van kunst en cultuur
Beschik je over voldoende kennis over beeldende kunst en vormgeving, andere kunstdisciplines en de historische, sociaal maatschappelijke context van kunst en cultuur en/ of weet je deze adequaat te verwerven?
1. 2. 3.X 4. 5.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Kunstgeschiedenis/ kunstbeschouwing of kunst (algemeen)
Ik kan daar nog in groeien maar voor nu denk ik dat het voldoende is. Als het ging om kunstdisciplines buiten de beeldende kunst om merkte ik dat ik veel nieuwe kennis moest verwerven. Daardoor kan ik nu wel zeggen dat ik heel veel context van kunst en cultuur bij heb geleerd.
1. 2. 3.X 4. 5.
Toelichting mentor:
Al doende leert men! Je staat er voldoende voor open en er is zoveel.
Kun je kennis van begrippenen terminologie toepassen op concrete voorbeelden uit de verschillende kunstdisciplines?
1. 2. 3. X 4. 5.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Kunstgeschiedenis/ kunstbeschouwing of kunst (algemeen)
Soms. Soms vond ik het lastig om begrippen heel goed uit te leggen waardoor het ook moeilijker was om te toe te passen op concrete voorbeelden uit de verschillende kunstdisciplines. Het blok over het hof van Lodewijk XIV ging me een stuk beter af. Ik merkte dat ik daar meer voorkennis over had en dat het daarom ook gemakkelijker was om begrippen en terminologie toe te passen op concrete voorbeelden.
Zeker bij de kunstdisciplines waar ik minder in thuis was zoals muziek en theater vond ik het soms heel moeilijk om begrippen uit te leggen en toe te passen.
1. 2. 3. 4. X 5.
Toelichting mentor:
Wat betreft Beeldend Praktijk doe jij er genoeg aan. Kunst Algemeen moet nog meer vorm krijgen.
Ben je op de hoogte van de eindtermen voor de kunstvakken en de methodes die hiervoor ontwikkeld zijn en welke rol spelen deze in het onderwijs dat je hebt gegeven?
1. 2. 3.X 4. 5.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Kunstgeschiedenis/ kunstbeschouwing of kunst (algemeen)
De methode het ik aardig leren kennen (De Bespiegeling)
Met de eindetermen was ik niet zo erg bezig. Omdat ik 5 vwo had en niet 6 vwo. We zijn indirect al wel met examen bezig. Maar niet direct. Wel heb ik gekeken naar de vraagstelling in oude examens om die vragen te oefenen met betrekking tot onderwerpen die de afgelopen blokken heb behandeld.
1. 2. 3. X 4. 5.
Toelichting mentor:
1 c. Didactiek en operationalisering
Kun je vakinhoudelijke doelstellingen
• formuleren
• uitvoeren in de les
• inzetten bij beoordelingen
1. 2. 3. X 4. 5.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Praktijk
In mijn stageperiode heb ik geleerd om vakinhoudelijke doelstellingen te formuleren, uit te voeren en in te zetten bij beoordelingen. In de praktijklessen blijk ik daar sterker in te zijn dan in de theorielessen.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Kunstgeschiedenis/ kunstbeschouwing of kunst (algemeen)
Ik merk dat ik het soms erg lastig vind om duidelijke doelstellingen te formuleren in het vak kunst algemeen.
Omdat ik van disciplines als muziek, dans en theater niet zoveel voorkennis had was ik vaak heel veel aan het inlezen. Daardoor raakte ik breed geïnformeerd over één bepaald onderwerp. Soms vond ik het moeilijk om vanuit deze informatie heldere vakinhoudelijke doelstellingen te formuleren. Bij de discipline beeldend was dat beter te doen. Ik merkte dat ik daar meer ervaring mee had. Dat ik vaker doelstellingen heb moeten formuleren over bepaalde stof.
Voorbeeld.
Ik had een opdracht gemaakt over de genre- schilderkunst uit de 17e eeuw. De doelstellingen waren verweven in de vraagstelling in de opdracht. Leerlingen zijn met internet en literatuur aan de slag geweest om de vragen te beantwoorden.
Vervolgens keek ik het ingeleverde werk na. Ik vond het erg lastig om te bepalen of de vakinhoudelijke doelstelling, die ik op het oog had met de opdracht, was behaald.
Ik betwijfel dan ook of ik de doelstelling op de juiste manier in de vragen had verwerkt.
1. 2. 3. X 4. 5.
Toelichting mentor:
praktijk
Kunstgeschiedenis/ kunstbeschouwing of kunst (algemeen)
Je bereidt je gedegen voor! Kost veel energie en tijd omdat je perfectie nastreeft.
Kun je lessen:
• structureren
• plannen in tijd
• organiseren
1. 2. X 3. 4. 5.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Praktijk
Ik kan nog veel leren op het terrein van structureren, plannen en organiseren. Ik vond het heel erg moeilijk om een goede lesvoorbereiding te maken. Tijdens mijn lessen kwam ik vaak voor verrassingen te staan die ik al in mijn lesvoorbereiding had moeten voorbereiden. Ik vind het heel moeilijk om te structureren, tijdsplanning voor mijzelf en voor de leerlingen maken lukte mij vaak niet. Ik heb zelf namelijk geen tijdslijn in mijn hoofd. Ik vind het heel moeilijk om in te schatten hoeveel tijd bepaalde handelingen innemen. Als ik al geen schema heb kan ik het ook niet aan de leerlingen geven.
Ik vind plannen en structureren in alle dingen van het leven moeilijk. In mijn lessen wist ik mij soms geen raad. Er moest dan zoveel gebeuren ter voorbereiding dat ik af en toe niet wist waar ik moest beginnen.
Wat me tijdens beeldend hielp was een vooraf gemaakte opdracht met een planning. Het was heel veel werk om het goed in elkaar te zetten. Maar ik heb er erg veel structuur voor terug gekregen tijdens de lessen. Leerlingen hebben zelf het schema, de planning, alle opdrachten enz. Ik geef op dat moment een verantwoordelijkheid van structuur aan hen. Ze moeten zelf binnen de planning blijven. Ik merkte wel dat ik het lastig vond om de planning aan te houden. Van te voren leken dingen meer of minder tijd te kosten dan in de praktijk bleek. Daar heb ik dan ook weer van geleerd.
Dit is een gebied waar ik nog veel uitdagingen zie liggen. Hoe kan ik plannen en structureren voor mijzelf makkelijker maken. Wat zijn handvaten voor mij die ik nodig heb om een goede lesvoorbereiding te maken? Hoe kan ik een uit de hand gelopen planning of structuur weer terug pakken? Hoe kunnen leerlingen voor mij een structuur of planning maken. Welke kaders moet ik voor mij en voor de leerlingen maken zodat het voor mij makkelijker wordt het overzicht te bewaren?
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Kunstgeschiedenis/ kunstbeschouwing of kunst (algemeen)
Ik denk wel dat ik manieren heb geprobeerd om zelf meer structuur en overzicht te krijgen binnen de les. Bijvoorbeeld door leerlingen in groepen aan een presentatie te werken en ze de opdracht te geven om tijdens de presentaties elkaar te beoordelen. Ik geef een stukje structuur aan waarbinnen mooie dingen gebeurde. Het was mooi om te zien hoe leerlingen een stukje structuur maken met elkaar.
1. 2. X 3. X 4. 5.
Toelichting mentor:
praktijk
Toelichting mentor:
Kunstgeschiedenis/ kunstbeschouwing of kunst (algemeen)
Structureren en plannen is niet je sterkste kant. Kan strakker.
1. 2. 3. 4. 5.
Kun je in lessen op een adequate manier een relatie leggen tussen maken en beschouwen?
1. 2. 3. X 4.X 5.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Zeker tijdens de Kunst Beeldend lessen heb ik veel referenties gegeven aan de leerlingen. Vaak keek ik individueel met een leerling naar wat hij/ zij gemaakt had maar ook naar de referenties die ik aanbood. Ik denk dat ik op een adequate manier een relatie wist te leggen tussen maken en beschouwen. Door met een leerling tijd te nemen om er naar te kijken. Maar ook door klasgenoten te betrekken bij het werk van een klasgenoot. Ik vroeg ze om een top en een tip te geven over het werk van de ander.
Ook in de gesprekken met leerlingen tijdens de beoordelingsweek over het werk dat ze hadden gemaakt was goed.
1. 2. 3. X 4. X 5.
Toelichting mentor:
Je bent er doelgericht mee bezig.
Maak je bewust gebruik van verschillende werkvormen en zet je deze adequaat in?
1. 2. 3.X 4. 5.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Praktijk
Verschillende werkvormen. Minder gebruik van gemaakt. Iedere leerling maakte een eigen proces door.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Kunstgeschiedenis/ kunstbeschouwing of kunst (algemeen)
Veel verschillende dingen uitgeprobeerd. Klassikaal lesgeven/ onderwijs- leer gesprek. Leerlingen doormiddel van samenwerken in groepen van vier leerlingen een opdracht te laten maken en een presentatie te laten voorbereiden. Daarbij maakte de leerlingen gebruik van literatuur en internet bronnen. Leerlingen zelfstandig laten werken aan een opdracht. Elo opdrachten. Film opdrachten.
1. 2. 3. X 4. 5.
Toelichting mentor:
praktijk
Kunstgeschiedenis/ kunstbeschouwing of kunst (algemeen)
Je hebt ‘taken’ opgekregen die redelijk ‘vast’ lagen maar je had zelf wat meer alternatieven kunnen voorstellen.
Kun je op adequate wijze materialen, gereedschappen en technieken inzetten?
1. 2. 3.X 4. 5.
Toelichting student aan de hand van voorbeelden uit de stage:
praktijk
Soms bleek dat nog wel lastig. Zeker het werken met hout en metaal. Machine en gereedschapgebruik is waar ik veel in geleerd heb. Van Paul maar ook zeker net zoveel van de leerlingen zelf. Hoe buig je plexiglas? Hoe maak je houtverbindingen? Ik denk dat ik het meeste heb geleerd door gewoon met de leerlingen aan de slag te zijn. En ook doordat leerlingen bepaalde ideeën hebben en die willen gaan uitvoeren. Dan sloeg ik aan het denken over de mogelijkheden. Dat was erg leuk.
Ik denk wel dat ik de kennis die ik had van materialen, gereedschappen en technieken heb ingezet.
1. 2. 3. 4. X 5.
Toelichting mentor:
Geen probleem.
Zet je op adequate wijze apparatuur in en weet je bij problemen met apparatuur voor een alternatief te zorgen?
1. 2. 3.X 4. 5.
Toelichting student aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Kunstgeschiedenis/ kunstbeschouwing of kunst (algemeen)
Ik denk dat ik daar wel toe in staat ben. Ik had weinig problemen met apparatuur tijdens mijn stage.
1. 2. 3. X 4. 5.
Toelichting mentor:
Houd je rekening met het niveau van de leerlingen met betrekking tot:
• schooltype,
• leeftijd,
• vakinhoud
• taalgebruik
1. 2. 3. 4. 5.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Praktijk
Ik denk dat ik in de praktijk uren veel rekening hield met het individuele niveau van de leerling. Ik begeleidde individueel. Het was mooi om de persoonlijke ontwikkelingen te zien. Sommige leerlingen hadden extra uitdaging nodig anderen bevestiging. Anderen moesten los komen van vastzittende ideeën in hun hoofd.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Kunstgeschiedenis/ kunstbeschouwing of kunst (algemeen)
In het vak kunst algemeen heb ik minder rekening gehouden met het persoonlijk niveau van de leerling. Omdat ik daar meer klassikaal les gaf was dat anders. Ik denk dat ik qua taalgebruik soms best moeilijke termen gebruikte en ze te weinig heb uitgelegd.
Taalgebruik was soms erg academisch denk ik achteraf. Het was wel mooi om te ervaren dat leerlingen willen weten wat je met die moeilijke woorden bedoelt. Ze stelde vragen waardoor ik opmerkte dat ik bepaalde woorden niet goed had uitgelegd. Door de vragen te beantwoorden gaf ik als nog een uitleg aan de woorden.
1. 2. 3. X 4. X 5.
Toelichting mentor:
Praktijk
Heel goed.
Kunstgeschiedenis/ kunstbeschouwing of kunst (algemeen)
Af en toe twijfelend, onzeker. Je kan meer ‘durven’ en deskundigheid neerzetten.
2. Pedagogisch vermogen
Reageer je adequaat op gedrag van leerlingen?
1. 2. 3.x 4. 5.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Soms. Ik zag het gedrag in ieder geval wel altijd. Maar ik reageerde niet altijd op de beste manier.
Ik kan op dit punt groeien.
Van de leerlingen kreeg ik ook reacties als: je mag best wat strenger zijn, neem meer leiding, straal meer uit dat je de baas bent.
Soms liet ik storend gedrag van leerlingen door gaan. Ik was niet altijd consequent.
Ik zou graag nog sterker willen worden in het adequaat reageren op gedrag van leerlingen.
1. 2. 3. X 4. X 5.
Toelichting mentor:
Neiging tot te aardig blijven. De laatste periode werd je sterker.
Signaleer je probleemgedrag van individuele leerlingen en hoe maak je dit bespreekbaar?
1. 2. 3. X 4. 5.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Ik signaleer het zeker. En ben het me in de meeste gevallen wel bewust. Ik ga er niet altijd even goed mee om. Ik zou soms wat krachtiger kunnen zijn in het aangeven van grenzen.
Als het gaat om problemen... in het uitvoeren van opdrachten van leerlingen... concentratie... slapen in de les... en ander bijzonder gedrag... moet ik zeggen dat ik het opmerkte. Aan sommige leerlingen heb ik vragen gesteld om een beetje te weten waarom ze bepaald gedrag vertonen. Ik probleemgedrag bespreekbaar gemaakt. Soms vond ik dat wel moeilijk want je hebt daar een vertrouwensband voor nodig. En ik ken de leerlingen nog niet lang.
1. 2. 3. X 4. 5.
Toelichting mentor:
Af en toe te afwachtend.
Weet je goed contact te maken met je leerlingen en creëer je een prettige werksfeer?
1. 2. 3.X 4. 5.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Zelf vond ik de sfeer heel prettig. De leerlingen waren over het algemeen creatief aan de slag. Ook stelde ze vragen en gaven ze elkaar onderling veel tips. Ook was er tijdens mijn les vaak ruimte voor een persoonlijk gesprekje met de leerlingen. Zo hoorde ik over hobby’s, vrienden, thuissituatie, broers, zussen, verliefdheid, uitgaan enz. Dit was heel gezellig.
Maar ook de persoonlijke fascinatie van leerlingen sprak me erg aan. Ik merk dat ik graag meer wil weten over wat ze mooi vinden, waar ze van genieten en wat ze bezig houdt. Tijdens de kunst beeldend lessen was daar voor mijn gevoel meer tijd en aansluiting voor.
1. 2. 3. 4. X 5.
Toelichting mentor:
Geen probleem voor jou. Maar let op: Dwing respect af. Niet te veel vriendje worden.
3. Communicatief vermogen
Kun je je mondeling en schriftelijk helder uitdrukken?
1. 2. 3.x 4. 5.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Voldoende. Soms wel, soms niet.
Ik gebruikte op een keer de woorden ‘symbool’ en ‘allegorie’. Ik kon de uitleg van de verschillende begrippen niet helder formuleren.
Over het algemeen denk ik dat ik mezelf voldoende helder kan uitdrukken.
Soms moet ik me meer bewust worden van vakterminologie die voor mij vanzelfsprekend is maar voor leerlingen niet. Ik moet dan omschrijven wat ik met bepaalde woorden bedoel.
1. 2. 3. X 4. 5.
Toelichting mentor:
Je verbale vermogen is ongekend! Maar let op voor te veel een- richting. Let wat meer op hoe ‘de ander’ reageert. Komt je verhaal goed over?
Kun je samen met anderen lesmateriaal ontwikkelen en/of excursies organiseren?
1. 2. 3. X 4. 5.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Voldoende. Ik bedacht veel lessen kunst algemeen en ik paste de oude opdracht beeldend op mijn eigen manier aan. Er zijn veel verbeterpunten te noemen als het gaat om inhoud maar zeker ook om het op tijd regelen van dingen. Toch ben ik trots op wat ik aan lesmateriaal heb gemaakt. De opdrachten voor Kunst Algemeen die ik maakte. Maar ook de lessen Kunst Beeldend.
1. 2. 3. X 4. 5.
Toelichting mentor:
Lijkt mij geen probleem. Je neemt genoeg initiatief. Maar let op het bovenstaande.
Maak je gebruik van de feedback van je stagementor?
1. 2. 3.X 4. 5.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Ik denk dat ik de feedback van mijn stagementor heel serieus nam en ook daadwerkelijk bezig ben geweest om te groeien op de punten waarop hij zag dat er ontwikkeling mogelijk was.
1. 2. 3. 4. X 5.
Toelichting mentor:
Dat was uitstekend. Blog werkte heel goed. Al kon ik er niet altijd bij.
Ben je betrokken geweest bij het brede palet aan werkzaamheden van een docent? (Docentvergaderingen, rapportvergaderingen, mentoruren, sectievergaderingen, festiviteiten, ouderavonden)
1. 2. 3. 4.X 5.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van . voorbeelden uit de stage:
Ik ben mee geweest op excursie naar Rotterdam, vertegenwoordigde de kunstvakken tijdens de open dag. Ik ben naar de poëzienacht op het St. Bonifatius geweest. Ik ben naar de kerstfeestviering geweest. Ik surveilleerde tijdens de tentamenweken. Ik ben bij enkele vergaderingen geweest en bezocht te docenten- studiedag. En niet te vergeten alle activiteiten rondom het jubileum van Paul Budel.
1. 2. 3. 4. X 5.
Toelichting mentor:
Zelfs buiten mij om heb je je zeer betrokken getoond. Daar was veel waardering voor.
4. Omgevingsgerichtheid
In hoeverre heeft jouw visie op het vak zich gedurende de stage ontwikkeld en welke rol speelt daarin de visie van de school en de stagementor? Betrek daarin ook de verschillende visies op het vak (zowel praktijk als beschouwing) die op de opleiding besproken zijn.
1. 2. 3. 4. 5.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Ik vond het ontzettend boeiend om een vergelijk te kunnen maken tussen het St. Bonifatius College (traditioneel) en het Amadeus Lyceum (cultuur profielschool- nieuwe leren).
Ik moest wennen aan het feit dat leerlingen tot en met de 3e klas sterk gekaderde opdrachten kregen bij kunst beeldend. Bijvoorbeeld dat al het werk op a4 papier paste. Dat vond ik dan niet erg experimenteel. Ik leerde wel heel erg inzien dat deze manier zijn voor en zijn nadelen had. Want de sterk gekaderde opdrachten zorgende wel voor structuur. Ook het feit dat iedere leerling een aantal basisopdrachten moet maken en zo een ontwikkeling maakt vond ik wel mooi.
Het feit dat er op het Boni klassiek wordt les gegeven leek me voor ik de school in stapte wel saai. Maar het tegendeel bleek waar te zijn. Waar op het Amadeus alles mogelijk was en leerlingen heel veel vrijheid kregen merkte ik op dat op het Boni waar leerlingen met een gekaderde opdracht in de houtwerkplaats aan de slag gingen, kwalitatief veel beter werk gemaakt werd.
Ook het klassikaal lesgeven heeft voordelen. Leerlingen leren concentratie opbrengen.
Wat me tegen viel is de digitale mogelijkheden van de school. Ik vond dat er zeer weinig computers waren voor een hele school. Ook de computers in de lokalen waren niet super. De aansluiting met de dvdspelers en de beamers was soms echt slecht. Ook al wil de school graag de traditionele doceerstijl aan houden, ik vind dat ze qua digitale middelen met de tijd mee moeten gaan. Ze kunnen er ook voor kiezen om de traditionele stijl te combineren met goede mogelijkheden als het gaat om digitale media.
Ook de gesprekken met Paul waren waardevol.
De combinatie tussen probleem gestuurd onderwijs en klassiek lesgeven lijkt mij het mooist.
1. 2. 3. X 4. X 5.
Toelichting mentor:
We hebben daar meerdere gesprekken over gehad. Je bent er heel erg mee bezig.
Ben je op de hoogte van de discussies over onderwijs en kunsteducatie in
de media en welke rol speelt dat in de ontwikkeling van je visie?
1. 2. 3.X 4. 5.
Toelichting student op zijn ontwikkeling aan de hand van voorbeelden uit de stage:
Ik denk dat ik redelijk op de hoogte ben. Op studiedagen werd er op het St. Bonifatius College veel aandacht besteed aan de ontwikkelingen in het onderwijs. Doordat ik veel in contact was met collega’s in de kunstvakken bleef ik ook scherp betrokken. Het zorgt ervoor dat je op de hoogte blijft van de laatste ontwikkelingen in het kunstvak.
1. 2. 3. X 4. 5.
Toelichting mentor:
Ik vermoed heel veel.
Opmerkingen of advies stagementor:
Marjanne, ik heb je ervaren als een hele betrokken, enthousiaste, energieke (al koste dat zelfs veel van je gesteldheid!) stagiaire. Het klikte goed tussen ons en dat ligt niet alleen aan mij!
Ook jouw inzet in andere ‘buitenschoolse’ activiteiten vond en vind ik lovenswaardig.
Ga door met jezelf sterk maken: twijfel niet teveel maar vraag jezelf vaak: wil ik dit zo? En besef goed: je betrokkenheid op leerling en vak maakt je tot een aangenaam docente.
Datum:
05-04-2011
Naam stagementor:
P.J.M. Budel
Handtekening stagementor:
Bdr/tgk/mei09
Labels
- Lesreflectie (7)
- Lesvoorbereiding (13)
- Observatie (7)
- Opdrachten/ bronnen (13)
- Overige activiteiten (9)
- Voornemens (5)
vrijdag 8 april 2011
Beoordeling van de competenties stage bovenbouw Marjanne
dinsdag 1 februari 2011
Open dag St. Bonifatius College 29-01-2011
Open dag St. Bonifatius College, 29-01-'11, Utrecht
Significantie kunstvakken"Daar waar ogen leren zien ontluikt wijsheid. De merkwaardige blik van de virtuoos doet hem onderscheiden. Het verklaart ook zijn eenzaamheid."...
Zo omschreef een onbekende vader...
Ik kijk terug op een ontzettend leuke dag. Ik heb veel gesprekken gehad. Leerzaam.
Gesprekken met ouders, toekomstige leerlingen, leerlingen van het Boni, de directeur en veel collega's.
Brugklas leerlingen gaven rondleidingen door de school.
Het was mooi om te zien wat leerlingen vertellen aan toekomstige leerlingen en hun ouders. Wat hebben de bruggers al veel geleerd op het Boni. Zelf heb ik een tijd in het tekenlokaal en een tijd in het handvaardigheid-lokaal informatie gegeven over de kunstvakken op het Boni.
Zelf vond ik het erg leuk dat er ook leerlingen aan het werk waren in het handvaardigheid lokaal. Ik heb een tijd met een leerling uit havo 5 gesproken over het werk waar hij mee bezig was. Ik heb wat referentiemateriaal voor hem opgezocht. Wat mooi om te zien hoe blij die jongen daar van werd. Geweldig. Wat een talent!
Onderwerpen die deze dag ter sprake kwamen waren: 'het gebruik van digitale media in het kunstvak'', 'kunst als examenvak', 'belang van de kunstvakken', 'onderbouw in de kunstvakken', 'formaat van het werk van brugklaswerk', 'traditioneel onderwijs', 'aantal lesuren beeldend', 'toelatingseisen Boni', '2-dimensionaal en 3-dimensionaal werken', 'mijn rol als docent in het beeldend kunstvak', 'kunst in het basisonderwijs', 'het vak Kunst Algemeen', 'atelier 306 in het 4e atheneum jaar'.
Ik stelde toekomstige leerlingen vragen over wat ze met creativiteit doen op school en thuis.
Ik heb erg genoten van hoe nieuwe leerlingen kijken naar het werk dat gemaakt is door Boni- leerlingen.
Kortom een inspirerende dag waarin ik reclame mocht maken voor het mooiste vak in het voortgezet onderwijs!
Significantie kunstvakken"Daar waar ogen leren zien ontluikt wijsheid. De merkwaardige blik van de virtuoos doet hem onderscheiden. Het verklaart ook zijn eenzaamheid."...
Zo omschreef een onbekende vader...
Ik kijk terug op een ontzettend leuke dag. Ik heb veel gesprekken gehad. Leerzaam.
Gesprekken met ouders, toekomstige leerlingen, leerlingen van het Boni, de directeur en veel collega's.
Brugklas leerlingen gaven rondleidingen door de school.
Het was mooi om te zien wat leerlingen vertellen aan toekomstige leerlingen en hun ouders. Wat hebben de bruggers al veel geleerd op het Boni. Zelf heb ik een tijd in het tekenlokaal en een tijd in het handvaardigheid-lokaal informatie gegeven over de kunstvakken op het Boni.
Zelf vond ik het erg leuk dat er ook leerlingen aan het werk waren in het handvaardigheid lokaal. Ik heb een tijd met een leerling uit havo 5 gesproken over het werk waar hij mee bezig was. Ik heb wat referentiemateriaal voor hem opgezocht. Wat mooi om te zien hoe blij die jongen daar van werd. Geweldig. Wat een talent!
Onderwerpen die deze dag ter sprake kwamen waren: 'het gebruik van digitale media in het kunstvak'', 'kunst als examenvak', 'belang van de kunstvakken', 'onderbouw in de kunstvakken', 'formaat van het werk van brugklaswerk', 'traditioneel onderwijs', 'aantal lesuren beeldend', 'toelatingseisen Boni', '2-dimensionaal en 3-dimensionaal werken', 'mijn rol als docent in het beeldend kunstvak', 'kunst in het basisonderwijs', 'het vak Kunst Algemeen', 'atelier 306 in het 4e atheneum jaar'.
Ik stelde toekomstige leerlingen vragen over wat ze met creativiteit doen op school en thuis.
Ik heb erg genoten van hoe nieuwe leerlingen kijken naar het werk dat gemaakt is door Boni- leerlingen.
Kortom een inspirerende dag waarin ik reclame mocht maken voor het mooiste vak in het voortgezet onderwijs!
woensdag 26 januari 2011
lesplan 26-01-2011 KUBV
Lesplan woensdag 26 jan. 2011
Inleiding
- Huiswerk: vaktheorie 1-4
Nog niet van iedereen ontvangen. Vanaf vandaag ben je zelf verantwoordelijk, ik doe geen oproep meer. Te laat = lager cijfer.
- Instructie werken met klei.
Inhoud les
- Klei-plaat studie (klassikaal)
- Controle schetsfase-opdrachten (individueel)
Afsluiting
- Opruim-instructie (klei/ gipstafel was laatste les niet goed schoon)
- Krukken op tafel
Inleiding
- Huiswerk: vaktheorie 1-4
Nog niet van iedereen ontvangen. Vanaf vandaag ben je zelf verantwoordelijk, ik doe geen oproep meer. Te laat = lager cijfer.
- Instructie werken met klei.
Inhoud les
- Klei-plaat studie (klassikaal)
- Controle schetsfase-opdrachten (individueel)
Afsluiting
- Opruim-instructie (klei/ gipstafel was laatste les niet goed schoon)
- Krukken op tafel
maandag 24 januari 2011
Lesreflectie (24/01/'11 - 6e uur - 5V4)
Reflectie maandag 24 januari 2011 KUA 5V4
Reflectie Paul Budel
Presentaties schilderkunst 17e eeuw
- Amy en Leonie. Goed nagesproken.
- Jet en Pina.
- Je ziet dat er veel informatie nog uit te halen is. Andere leerlingen weten soms meer dat de twee leerlingen die het schilderij bespreken weten. Regie houden. Het ging goed maar het kan nog beter. Vooral de jongens rechts achterin.
- Hannah.
- De inhoud kon inderdaad uitgebreider.
- Er zit veel meer symboliek in dan dat ze vertelde.
- Midas en Kees. Prima
- Ilse en Maaike
- Goed dat je iemand aanwijst bij het bespreken als er geen reactie komt.
- Sam en Guus
- Bij de onrust die ontstond kon je eerder ingrijpen
- Heb je het idee dat er echt onderzoek gedaan is naar gegevens of worden er slechts interpretaties gepresenteerd?
- Denk aan tijdsbesef. Je komt tijd te kort.
- Het verschil tussen vormgeving en voorstelling is voor leerlingen niet duidelijk.
- Je zou nog meer aspecten die erg belangrijk zijn er uit kunnen lichten. Overbelicht ze maar.
- Stop afleiding. Kijk rond en zie wie je aan het afleiden is. Zeg er kort iets van ongewenst gedrag.
Zelfreflectie Marjanne
Ik had tijd te kort. Ik zou graag dieper in willen gaan op de presentaties. Er is te veel om op te reflecteren als het gaat om de presentaties. We kunnen het hebben over de inhoud, over de manier van vertellen van de inhoud. We kunnen het hebben over bronnen en het gebruik van bronnen. We kunnen het hebben over de presentatievaardigheden.
Het is eigenlijk te veel.
Als ik deze lessen over zou kunnen doen zou ik beginnen met een voorbeeld van hoe je een schilderij met de klas bespreekt. Zo hebben de leerlingen meteen een indruk van hoe je schilderij moet/ kan bespreken.
Leerlingen blijken het moeilijk te vinden om een schilderij te analyseren en te bespreken met de klas.
Ik vond de les over het geheel genomen goed verlopen. Leerlingen deden gemotiveerd mee met de les.
Ik vond het jammer dat ik een aantal voorbereidende lessen moest missen. Daardoor kon ik de leerlingen niet zo goed begeleiden tijdens hun onderzoeksfase.
Ik merk dat ik mijn concentratie op heel veel dingen tegelijk heb liggen tijdens mijn les. Vandaag was ik bezig met beoordelen van de inhoud van de presentatie en de presentatievaardigheden maar ook met structuur aanbieden, omgewenst gedrag benoemen en complimenten uitdragen naar gewenst gedrag.
Ik had tijdens de les te weinig tijd voor het beoordelen van de presentaties. Ik schrijf achteraf voor de leerlingen een beoordeling die gekoppeld is aan een lettercodering. (beoordeling die mee gaat tellen)
Reflectie Paul Budel
Presentaties schilderkunst 17e eeuw
- Amy en Leonie. Goed nagesproken.
- Jet en Pina.
- Je ziet dat er veel informatie nog uit te halen is. Andere leerlingen weten soms meer dat de twee leerlingen die het schilderij bespreken weten. Regie houden. Het ging goed maar het kan nog beter. Vooral de jongens rechts achterin.
- Hannah.
- De inhoud kon inderdaad uitgebreider.
- Er zit veel meer symboliek in dan dat ze vertelde.
- Midas en Kees. Prima
- Ilse en Maaike
- Goed dat je iemand aanwijst bij het bespreken als er geen reactie komt.
- Sam en Guus
- Bij de onrust die ontstond kon je eerder ingrijpen
- Heb je het idee dat er echt onderzoek gedaan is naar gegevens of worden er slechts interpretaties gepresenteerd?
- Denk aan tijdsbesef. Je komt tijd te kort.
- Het verschil tussen vormgeving en voorstelling is voor leerlingen niet duidelijk.
- Je zou nog meer aspecten die erg belangrijk zijn er uit kunnen lichten. Overbelicht ze maar.
- Stop afleiding. Kijk rond en zie wie je aan het afleiden is. Zeg er kort iets van ongewenst gedrag.
Zelfreflectie Marjanne
Ik had tijd te kort. Ik zou graag dieper in willen gaan op de presentaties. Er is te veel om op te reflecteren als het gaat om de presentaties. We kunnen het hebben over de inhoud, over de manier van vertellen van de inhoud. We kunnen het hebben over bronnen en het gebruik van bronnen. We kunnen het hebben over de presentatievaardigheden.
Het is eigenlijk te veel.
Als ik deze lessen over zou kunnen doen zou ik beginnen met een voorbeeld van hoe je een schilderij met de klas bespreekt. Zo hebben de leerlingen meteen een indruk van hoe je schilderij moet/ kan bespreken.
Leerlingen blijken het moeilijk te vinden om een schilderij te analyseren en te bespreken met de klas.
Ik vond de les over het geheel genomen goed verlopen. Leerlingen deden gemotiveerd mee met de les.
Ik vond het jammer dat ik een aantal voorbereidende lessen moest missen. Daardoor kon ik de leerlingen niet zo goed begeleiden tijdens hun onderzoeksfase.
Ik merk dat ik mijn concentratie op heel veel dingen tegelijk heb liggen tijdens mijn les. Vandaag was ik bezig met beoordelen van de inhoud van de presentatie en de presentatievaardigheden maar ook met structuur aanbieden, omgewenst gedrag benoemen en complimenten uitdragen naar gewenst gedrag.
Ik had tijdens de les te weinig tijd voor het beoordelen van de presentaties. Ik schrijf achteraf voor de leerlingen een beoordeling die gekoppeld is aan een lettercodering. (beoordeling die mee gaat tellen)
Lesplan woensdag 24 januari 2011 - 5V4
Lesplan KUA maandag 24-01-2011 – klas 5V4
Introductie (5 min.)
- De docent vertelt kort wat de bedoeling is deze les en wat er van de leerlingen wordt verwacht. Deze les staat in het teken van presentaties van leerlingen aan leerlingen. In de voorgaande les hebben de leerlingen in tweetallen presentaties voorbereid over een genreschilderij uit de 17e eeuw. Aan de hand van het schilderij gaan er om de beurt twee leerlingen een korte presentatie geven over het door hen bestudeerde kunstwerk. De vragen uit de opdracht die ze hebben moeten beantwoorden vormen de rode draad voor de presentatie.
- Terwijl er twee mensen presenteren, krijgt de rest van de klas de opdracht om aan de hand van een evaluatieformulier met criteria een evaluatie te geven op de presentatie. Omdat er de laatste les geen tijd was om uit te leggen hoe ik wil de dat de leerlingen het evaluatieformulier invullen wil ik daar vandaag extra aandacht aan besteden. Ik heb het formulier aangepast omdat leerlingen geen tijd hebben om veel dingen op te schrijven tijdens de presentaties. Ze beoordelen nu in een cijfercodering van 1 tot en met 5. 1 = onvoldoende en 5 = zeer goed. Zo kunnen leerlingen beoordelen of een bepaald onderdeel voldoende aanwezig is in de presentatie en of het onderdeel goed of niet goed wordt gepresenteerd. Of de informatie helder is of niet.
- Na iedere presentatie geeft de klas een tip en een top aan de klasgenoten die gepresenteerd hebben. Ik wil deze les meer doen met wat de leerlingen terug geven.
Lesinhoud (40 min.)
Presentaties van de leerlingen (5-10 min.)
Leerlingen begonnen in tweetallen een onderzoek naar de vorm/ inhoud/ functie van schilderijen uit de 17e eeuw. (historiestuk, genrestuk, stilleven, landschap, portret) Ze kregen een opdracht waarin vragen stonden die de rode draad vormden voor hun onderzoek. De onderzoeksresultaten die ze door middel van de beantwoording van de vragen vonden, legden ze schriftelijk vast.
Presentatie Na goed onderzoek en het beantwoorden van de vragen uit de opdracht zijn de leerlingen kenners geworden van het schilderij. In een korte presentatie vertellen ze aan de hand van hun schilderij aan de rest van de klas hun onderzoeksresultaten. Deze presentatie duurt minimaal 5 minuten en maximaal 10 minuten.
Evaluatie presentatie (4 min.)
Na iedere presentatie evalueren we kort over de presentatie met de klas. Leerlingen geven aan medeleerlingen een tip en een top mee.
Afsluiting van de les (5 min.)
De docent sluit centraal de les af door middel van tips en tops uit de les te benoemen. Ook is voor de leerlingen de ruimte om vragen te stellen.
Materiaal/ apparatuur
- PowerPoint met alle genre- schilderijen
- Evaluatieformulier
- Lesplan (3x)
Doelstellingen voor deze les
- De leerling kent de verschillenden genres uit de schilderkunst van de 17e eeuw: stilleven, portret, historiestuk, genrestuk en landschap.
- De leerling kan door middel van onderzoek in betrouwbare (door de docent aangereikte) bronnen een inhoudsvolle presentatie geven over een schilderij uit de 17e eeuw.
- De leerling kan door middel van samenwerking een goed lopende presentie houden.
- De leerling kan evalueren op een door klasgenoten gegeven presentie.
Evaluatieformulier - presentaties KUA - genreschilderkunst 17e eeuw – klas 5V4
Naam:
Presentatie 1
Schilderij:
Namen groepje:
Presentatie 2
Schilderij:
Namen groepje:
Presentatie 3
Schilderij:
Namen groepje:
Presentatie 4
Schilderij:
Namen groepje:
Inhoud presentatie
Zijn de volgende onderdelen in de presentatie naar voren gekomen?
Zijn de onderdelen duidelijk uitgelegd? 1=onvoldoende 2=zwak 3=voldoende 4=goed 5= zeer goed
Gegevens
1, 2, 3, 4, 5
Genre
1, 2, 3, 4, 5
Voorstelling
1, 2, 3, 4, 5
Vormgeving
1, 2, 3, 4, 5
Betekenis, achtergrond, relatie met de tijd
1, 2, 3, 4, 5
Functie
1, 2, 3, 4, 5
Presentatievaardigheden
De wijze waarop een boodschap wordt verpakt.
Oogcontact
1, 2, 3, 4, 5
Spreektempo
1, 2, 3, 4, 5
Houding
1, 2, 3, 4, 5
Stemvolume
1, 2, 3, 4, 5
Gebaren
1, 2, 3, 4, 5
Taalgebruik
1, 2, 3, 4, 5
Introductie (5 min.)
- De docent vertelt kort wat de bedoeling is deze les en wat er van de leerlingen wordt verwacht. Deze les staat in het teken van presentaties van leerlingen aan leerlingen. In de voorgaande les hebben de leerlingen in tweetallen presentaties voorbereid over een genreschilderij uit de 17e eeuw. Aan de hand van het schilderij gaan er om de beurt twee leerlingen een korte presentatie geven over het door hen bestudeerde kunstwerk. De vragen uit de opdracht die ze hebben moeten beantwoorden vormen de rode draad voor de presentatie.
- Terwijl er twee mensen presenteren, krijgt de rest van de klas de opdracht om aan de hand van een evaluatieformulier met criteria een evaluatie te geven op de presentatie. Omdat er de laatste les geen tijd was om uit te leggen hoe ik wil de dat de leerlingen het evaluatieformulier invullen wil ik daar vandaag extra aandacht aan besteden. Ik heb het formulier aangepast omdat leerlingen geen tijd hebben om veel dingen op te schrijven tijdens de presentaties. Ze beoordelen nu in een cijfercodering van 1 tot en met 5. 1 = onvoldoende en 5 = zeer goed. Zo kunnen leerlingen beoordelen of een bepaald onderdeel voldoende aanwezig is in de presentatie en of het onderdeel goed of niet goed wordt gepresenteerd. Of de informatie helder is of niet.
- Na iedere presentatie geeft de klas een tip en een top aan de klasgenoten die gepresenteerd hebben. Ik wil deze les meer doen met wat de leerlingen terug geven.
Lesinhoud (40 min.)
Presentaties van de leerlingen (5-10 min.)
Leerlingen begonnen in tweetallen een onderzoek naar de vorm/ inhoud/ functie van schilderijen uit de 17e eeuw. (historiestuk, genrestuk, stilleven, landschap, portret) Ze kregen een opdracht waarin vragen stonden die de rode draad vormden voor hun onderzoek. De onderzoeksresultaten die ze door middel van de beantwoording van de vragen vonden, legden ze schriftelijk vast.
Presentatie Na goed onderzoek en het beantwoorden van de vragen uit de opdracht zijn de leerlingen kenners geworden van het schilderij. In een korte presentatie vertellen ze aan de hand van hun schilderij aan de rest van de klas hun onderzoeksresultaten. Deze presentatie duurt minimaal 5 minuten en maximaal 10 minuten.
Evaluatie presentatie (4 min.)
Na iedere presentatie evalueren we kort over de presentatie met de klas. Leerlingen geven aan medeleerlingen een tip en een top mee.
Afsluiting van de les (5 min.)
De docent sluit centraal de les af door middel van tips en tops uit de les te benoemen. Ook is voor de leerlingen de ruimte om vragen te stellen.
Materiaal/ apparatuur
- PowerPoint met alle genre- schilderijen
- Evaluatieformulier
- Lesplan (3x)
Doelstellingen voor deze les
- De leerling kent de verschillenden genres uit de schilderkunst van de 17e eeuw: stilleven, portret, historiestuk, genrestuk en landschap.
- De leerling kan door middel van onderzoek in betrouwbare (door de docent aangereikte) bronnen een inhoudsvolle presentatie geven over een schilderij uit de 17e eeuw.
- De leerling kan door middel van samenwerking een goed lopende presentie houden.
- De leerling kan evalueren op een door klasgenoten gegeven presentie.
Evaluatieformulier - presentaties KUA - genreschilderkunst 17e eeuw – klas 5V4
Naam:
Presentatie 1
Schilderij:
Namen groepje:
Presentatie 2
Schilderij:
Namen groepje:
Presentatie 3
Schilderij:
Namen groepje:
Presentatie 4
Schilderij:
Namen groepje:
Inhoud presentatie
Zijn de volgende onderdelen in de presentatie naar voren gekomen?
Zijn de onderdelen duidelijk uitgelegd? 1=onvoldoende 2=zwak 3=voldoende 4=goed 5= zeer goed
Gegevens
1, 2, 3, 4, 5
Genre
1, 2, 3, 4, 5
Voorstelling
1, 2, 3, 4, 5
Vormgeving
1, 2, 3, 4, 5
Betekenis, achtergrond, relatie met de tijd
1, 2, 3, 4, 5
Functie
1, 2, 3, 4, 5
Presentatievaardigheden
De wijze waarop een boodschap wordt verpakt.
Oogcontact
1, 2, 3, 4, 5
Spreektempo
1, 2, 3, 4, 5
Houding
1, 2, 3, 4, 5
Stemvolume
1, 2, 3, 4, 5
Gebaren
1, 2, 3, 4, 5
Taalgebruik
1, 2, 3, 4, 5
vrijdag 21 januari 2011
Lesreflectie (17/01/'11 - 6e uur - 5V4)
Lesreflectie (Kim Ravers HKU) - KUA maandag 17-01-2011 – klas 5V4
Observatie- items
- Het duurt even voordat je begint. Wat leerlingen zijn even weg. Goed dat je door praat en toch begint.
- Je start wel terwijl het nog niet stil is.
- Een aantal leerlingen zit met een mond vol in de klas. Gezien? Ben je er mee akkoord?
- Leerling geeft antwoord na dat hij beurt krijgt. (helder!) maar antwoord is onverstaanbaar door kletsende leerlingen. Hoe wil jij dit hebben?
- ‘Oké, dat was mijn verhaal’ – hebben zij verder nog vragen?
- Je stem is duidelijk, fysiek mag je nog wel meer ruimte innemen!
- Een aantal leerlingen zit met i-phone (met internet) en ipod. Wat zijn jouw regels?
- Heb je er over nagedacht wat je gaat doen als leerlingen bij volgende opdrachten de boel niet voor elkaar hebben?
- Met welk doel reik jij alle bronnen aan? Zou je het ook (deels) los durven laten?
- Vind jij het oké dat leerlingen presenteren (of eigenlijk ‘voorlezen’) van papier? Wat zijn je eisen aan de presentatie? Die mis ik nog.
- “Mag ik nog even, graag de aandacht?” of “Jongens luister even – dit is belangrijk!”
Tips
- Neem fysiek maar wat meer ruimte in! Beweeg door het lokaal en gebruik je armen wat meer of jezelf wat extra aanwezigheid te geven.
- Stimuleer leerlingen niet alleen om de inhoud te vertellen maar ook om sprankelend te presenteren. Geef een kader, stel eisen, beloon.
Tops
- Je durft te improviseren en pakt het goed op!
- Goed dat je leerlingen stimuleert om niet alleen op internet te zoeken, maar ook in boeken.
- Goed dat leerlingen elkaar beoordelen, zo zijn ze actief betrokken bij de presentaties. Goed dat je een evaluatie/ beoordelingsformulier hebt gemaakt voor de leerlingen.
Lesreflectie (Paul Budel) - KUA maandag 17-01-2011 – klas 5V4
- Lesintro was iets te rommelig
- In het begin lijkt het of je niet weet wat je gaat zeggen.
- Neem rust. Eis dan ook absolute stilte voor je begint.
- Het namen opschrijven van leerlingen bij het door hen gekozen schilderij was een onhandig moment. Het ging te snel.
- Goed dat je rondvraagt of er nog vragen/ problemen zijn. Leerlingen gaan door elkaar heen reageren. Wijs mensen aan, noem naam, geef beurten. Nu verstaan leerlingen elkaars reactie niet.
- In tegenstelling tot de reflectie van Kim vind ik dat je juist te veel beweegt. Mijn advies is meer rust te nemen. Rust als het gaat om de inhoud van je les maar ook in je houding. Beperk je onrust of probeer het juist te gebruiken.
- Geef cijfers voor het werk van leerlingen. Kwaliteitscijfers. Maak in je reflectieformulier voor de leerlingen een schaalverdeling aan. Bijvoorbeeld van één tot vijf. Leerlingen kunnen dan aangeven in hoeverre ze een bepaald punt in de presentatie goed vinden. Leerlingen hebben te weinig tijd om echt punten op te schrijven.
Zelfreflectie KUA 5V4 17-01-2011
Ik had veel last van spanning voor deze les. Dat kwam door het stagebezoek van Kim Ravers maar ook doordat ik de voorgaande les afwezig was. Deze les was erg belangrijk voor het verloop van de les van vandaag. Ik had het gevoel dat ik niet goed voorbereid was op wat er zou gaan gebeuren. Uiteindelijk viel het mee. Ik heb gevraagd hoe ver de leerlingen waren met de voorbereiding van de presentatie.
De eerste 20 minuten van de les zijn de leerlingen verder gaan werken aan de presentatievoorbereiding.
Leerlingen verspreidden zich door de school. Dit voelde niet goed. Ik vroeg me af of ze wel weer op de afgesproken tijd weer in het lokaal terug zouden zijn.
Ik had meer aandacht willen besteden aan hoe ik wilde dat de leerlingen elkaars presentatie zouden beoordelen. Maar door tijdsgebrek heb ik daar niet lang bij stil kunnen staan.
Ik vond het lastig was ik met een leerling aan moest die al klaar was met de voorbereiding van de presentatie. Ik had namelijk geen tijd om na te kijken of de verzamelde informatie voldoende was en of de inhoud goed was.
Leerlingen kwamen zeggen dat ze geen informatie konden vinden over een bepaald schilderij. Gelukkig wist ik wel dat er beslist informatie over dat schilderij te vinden was op de website van het Rijksmuseum. Leerlingen proberen uit luiheid zich er gemakkelijk van af te maken.
Beoordelen van het leerlingenwerk vind ik lastig. Nemen leerlingen de opdracht wel serieus? Helaas kan ik er geen cijfer voor geven dat mee telt. Misschien kan ik het werk op een andere manier beoordelen.
Ik ben blij met mijn les als ik terug kijk naar de stres die ik van te voren had.
Wel merk ik dat ik het heel moeilijk vind om goed voorbereid te zijn. Ik vind plannen en structureren erg lastig. Ik voel het echt als een gevecht om een les in elkaar te zetten en helder te zijn tegenover de leerlingen.
Observatie- items
- Het duurt even voordat je begint. Wat leerlingen zijn even weg. Goed dat je door praat en toch begint.
- Je start wel terwijl het nog niet stil is.
- Een aantal leerlingen zit met een mond vol in de klas. Gezien? Ben je er mee akkoord?
- Leerling geeft antwoord na dat hij beurt krijgt. (helder!) maar antwoord is onverstaanbaar door kletsende leerlingen. Hoe wil jij dit hebben?
- ‘Oké, dat was mijn verhaal’ – hebben zij verder nog vragen?
- Je stem is duidelijk, fysiek mag je nog wel meer ruimte innemen!
- Een aantal leerlingen zit met i-phone (met internet) en ipod. Wat zijn jouw regels?
- Heb je er over nagedacht wat je gaat doen als leerlingen bij volgende opdrachten de boel niet voor elkaar hebben?
- Met welk doel reik jij alle bronnen aan? Zou je het ook (deels) los durven laten?
- Vind jij het oké dat leerlingen presenteren (of eigenlijk ‘voorlezen’) van papier? Wat zijn je eisen aan de presentatie? Die mis ik nog.
- “Mag ik nog even, graag de aandacht?” of “Jongens luister even – dit is belangrijk!”
Tips
- Neem fysiek maar wat meer ruimte in! Beweeg door het lokaal en gebruik je armen wat meer of jezelf wat extra aanwezigheid te geven.
- Stimuleer leerlingen niet alleen om de inhoud te vertellen maar ook om sprankelend te presenteren. Geef een kader, stel eisen, beloon.
Tops
- Je durft te improviseren en pakt het goed op!
- Goed dat je leerlingen stimuleert om niet alleen op internet te zoeken, maar ook in boeken.
- Goed dat leerlingen elkaar beoordelen, zo zijn ze actief betrokken bij de presentaties. Goed dat je een evaluatie/ beoordelingsformulier hebt gemaakt voor de leerlingen.
Lesreflectie (Paul Budel) - KUA maandag 17-01-2011 – klas 5V4
- Lesintro was iets te rommelig
- In het begin lijkt het of je niet weet wat je gaat zeggen.
- Neem rust. Eis dan ook absolute stilte voor je begint.
- Het namen opschrijven van leerlingen bij het door hen gekozen schilderij was een onhandig moment. Het ging te snel.
- Goed dat je rondvraagt of er nog vragen/ problemen zijn. Leerlingen gaan door elkaar heen reageren. Wijs mensen aan, noem naam, geef beurten. Nu verstaan leerlingen elkaars reactie niet.
- In tegenstelling tot de reflectie van Kim vind ik dat je juist te veel beweegt. Mijn advies is meer rust te nemen. Rust als het gaat om de inhoud van je les maar ook in je houding. Beperk je onrust of probeer het juist te gebruiken.
- Geef cijfers voor het werk van leerlingen. Kwaliteitscijfers. Maak in je reflectieformulier voor de leerlingen een schaalverdeling aan. Bijvoorbeeld van één tot vijf. Leerlingen kunnen dan aangeven in hoeverre ze een bepaald punt in de presentatie goed vinden. Leerlingen hebben te weinig tijd om echt punten op te schrijven.
Zelfreflectie KUA 5V4 17-01-2011
Ik had veel last van spanning voor deze les. Dat kwam door het stagebezoek van Kim Ravers maar ook doordat ik de voorgaande les afwezig was. Deze les was erg belangrijk voor het verloop van de les van vandaag. Ik had het gevoel dat ik niet goed voorbereid was op wat er zou gaan gebeuren. Uiteindelijk viel het mee. Ik heb gevraagd hoe ver de leerlingen waren met de voorbereiding van de presentatie.
De eerste 20 minuten van de les zijn de leerlingen verder gaan werken aan de presentatievoorbereiding.
Leerlingen verspreidden zich door de school. Dit voelde niet goed. Ik vroeg me af of ze wel weer op de afgesproken tijd weer in het lokaal terug zouden zijn.
Ik had meer aandacht willen besteden aan hoe ik wilde dat de leerlingen elkaars presentatie zouden beoordelen. Maar door tijdsgebrek heb ik daar niet lang bij stil kunnen staan.
Ik vond het lastig was ik met een leerling aan moest die al klaar was met de voorbereiding van de presentatie. Ik had namelijk geen tijd om na te kijken of de verzamelde informatie voldoende was en of de inhoud goed was.
Leerlingen kwamen zeggen dat ze geen informatie konden vinden over een bepaald schilderij. Gelukkig wist ik wel dat er beslist informatie over dat schilderij te vinden was op de website van het Rijksmuseum. Leerlingen proberen uit luiheid zich er gemakkelijk van af te maken.
Beoordelen van het leerlingenwerk vind ik lastig. Nemen leerlingen de opdracht wel serieus? Helaas kan ik er geen cijfer voor geven dat mee telt. Misschien kan ik het werk op een andere manier beoordelen.
Ik ben blij met mijn les als ik terug kijk naar de stres die ik van te voren had.
Wel merk ik dat ik het heel moeilijk vind om goed voorbereid te zijn. Ik vind plannen en structureren erg lastig. Ik voel het echt als een gevecht om een les in elkaar te zetten en helder te zijn tegenover de leerlingen.
Lesplan KUA maandag 17-01-2011 – klas 5V4
Lesplan KUA maandag 17-01-2011 – klas 5V4
Introductie (5 min.)
- De docent vertelt kort wat de bedoeling is deze les en wat er van de leerlingen wordt verwacht. Deze les staat in het teken van presentaties van leerlingen aan leerlingen. In de voorgaande les hebben de leerlingen in tweetallen presentaties voorbereid over een genreschilderij uit de 17e eeuw. Aan de hand van het schilderij gaan er om de beurt twee leerlingen een korte presentatie geven over het door hen bestudeerde kunstwerk. De vragen uit de opdracht die ze hebben moeten beantwoorden vormen de rode draad voor de presentatie.
- Terwijl er twee mensen presenteren, krijgt de rest van de klas de opdracht om aan de hand van een evaluatieformulier met criteria een evaluatie te geven op de presentatie.
- Na iedere presentatie geeft de klas een tip en een top aan de klasgenoten die gepresenteerd hebben.
Lesinhoud (40 min.)
Presentaties van de leerlingen (5-10 min.)
Leerlingen begonnen in tweetallen een onderzoek naar de vorm/ inhoud/ functie van schilderijen uit de 17e eeuw. (historiestuk, genrestuk, stilleven, landschap, portret) Ze kregen een opdracht waarin vragen stonden die de rode draad vormden voor hun onderzoek. De onderzoeksresultaten die ze door middel van de beantwoording van de vragen vonden, legden ze schriftelijk vast.
Presentatie Na goed onderzoek en het beantwoorden van de vragen uit de opdracht zijn de leerlingen kenners geworden van het schilderij. In een korte presentatie vertellen ze aan de hand van hun schilderij aan de rest van de klas hun onderzoeksresultaten. Deze presentatie duurt minimaal 5 minuten en maximaal 10 minuten.
Evaluatie presentatie (4 min.)
Na iedere presentatie evalueren we kort over de presentatie met de klas. Leerlingen geven aan medeleerlingen een tip en een top mee.
Afsluiting van de les (5 min.)
De docent sluit centraal de les af door middel van tips en tops uit de les te benoemen. Ook is voor de leerlingen de ruimte om vragen te stellen.
Materiaal/ apparatuur
- PowerPoint met alle genre- schilderijen
- Evaluatieformulier
- Lesplan (3x)
Doelstellingen voor deze les
- De leerling kent de verschillenden genres uit de schilderkunst van de 17e eeuw: stilleven, portret, historiestuk, genrestuk en landschap.
- De leerling kan door middel van onderzoek in betrouwbare (door de docent aangereikte) bronnen een inhoudsvolle presentatie geven over een schilderij uit de 17e eeuw.
- De leerling kan door middel van samenwerking een goed lopende presentie houden.
- De leerling kan evalueren op een door klasgenoten gegeven presentie.
Evaluatieformulier - presentaties KUA - genreschilderkunst 17e eeuw – klas 5V4
Naam:
Presentatie 1
Schilderij:
Namen groepje:
Presentatie 2
Schilderij:
Namen groepje:
Presentatie 3
Schilderij:
Namen groepje:
Presentatie 4
Schilderij:
Namen groepje:
Inhoud presentatie
Zijn de volgende onderdelen in de presentatie naar voren gekomen?
Zijn de onderdelen duidelijk uitgelegd?
Gegevens
Genre
Voorstelling
Vormgeving
Betekenis, achtergrond, relatie met de tijd
Functie
Presentatievaardigheden
De wijze waarop een boodschap wordt verpakt.
Oogcontact
Spreektempo
Houding
Stemvolume
Gebaren
Taalgebruik
Introductie (5 min.)
- De docent vertelt kort wat de bedoeling is deze les en wat er van de leerlingen wordt verwacht. Deze les staat in het teken van presentaties van leerlingen aan leerlingen. In de voorgaande les hebben de leerlingen in tweetallen presentaties voorbereid over een genreschilderij uit de 17e eeuw. Aan de hand van het schilderij gaan er om de beurt twee leerlingen een korte presentatie geven over het door hen bestudeerde kunstwerk. De vragen uit de opdracht die ze hebben moeten beantwoorden vormen de rode draad voor de presentatie.
- Terwijl er twee mensen presenteren, krijgt de rest van de klas de opdracht om aan de hand van een evaluatieformulier met criteria een evaluatie te geven op de presentatie.
- Na iedere presentatie geeft de klas een tip en een top aan de klasgenoten die gepresenteerd hebben.
Lesinhoud (40 min.)
Presentaties van de leerlingen (5-10 min.)
Leerlingen begonnen in tweetallen een onderzoek naar de vorm/ inhoud/ functie van schilderijen uit de 17e eeuw. (historiestuk, genrestuk, stilleven, landschap, portret) Ze kregen een opdracht waarin vragen stonden die de rode draad vormden voor hun onderzoek. De onderzoeksresultaten die ze door middel van de beantwoording van de vragen vonden, legden ze schriftelijk vast.
Presentatie Na goed onderzoek en het beantwoorden van de vragen uit de opdracht zijn de leerlingen kenners geworden van het schilderij. In een korte presentatie vertellen ze aan de hand van hun schilderij aan de rest van de klas hun onderzoeksresultaten. Deze presentatie duurt minimaal 5 minuten en maximaal 10 minuten.
Evaluatie presentatie (4 min.)
Na iedere presentatie evalueren we kort over de presentatie met de klas. Leerlingen geven aan medeleerlingen een tip en een top mee.
Afsluiting van de les (5 min.)
De docent sluit centraal de les af door middel van tips en tops uit de les te benoemen. Ook is voor de leerlingen de ruimte om vragen te stellen.
Materiaal/ apparatuur
- PowerPoint met alle genre- schilderijen
- Evaluatieformulier
- Lesplan (3x)
Doelstellingen voor deze les
- De leerling kent de verschillenden genres uit de schilderkunst van de 17e eeuw: stilleven, portret, historiestuk, genrestuk en landschap.
- De leerling kan door middel van onderzoek in betrouwbare (door de docent aangereikte) bronnen een inhoudsvolle presentatie geven over een schilderij uit de 17e eeuw.
- De leerling kan door middel van samenwerking een goed lopende presentie houden.
- De leerling kan evalueren op een door klasgenoten gegeven presentie.
Evaluatieformulier - presentaties KUA - genreschilderkunst 17e eeuw – klas 5V4
Naam:
Presentatie 1
Schilderij:
Namen groepje:
Presentatie 2
Schilderij:
Namen groepje:
Presentatie 3
Schilderij:
Namen groepje:
Presentatie 4
Schilderij:
Namen groepje:
Inhoud presentatie
Zijn de volgende onderdelen in de presentatie naar voren gekomen?
Zijn de onderdelen duidelijk uitgelegd?
Gegevens
Genre
Voorstelling
Vormgeving
Betekenis, achtergrond, relatie met de tijd
Functie
Presentatievaardigheden
De wijze waarop een boodschap wordt verpakt.
Oogcontact
Spreektempo
Houding
Stemvolume
Gebaren
Taalgebruik
Analyse-schema Schilderkunst
Analyseschema Schilderkunst
Wat zie je?
Geef een korte beschrijving van de afbeelding; vermeld de kunstenaar, de titel, het jaartal en het
formaat van het werk.
Hoe is het gemaakt?
Vorm: beeldende middelen
(alle middelen die men gebruikt om een 2, 3-dimensionaal beeld te maken)
Kleur
contrast:
licht<>donker (tegenstelling met lichte en donkere kleuren)
warm<>koud (als koude en warme kleuren in combinatie met elkaar worden gebruikt)
vrolijk<>somber (vrolijke en sombere kleuren in combinatie met elkaar gebruikt)
soort kleur:
primair (rood, geel, blauw; kleuren niet door mengen te verkrijgen) gemengd, complementair (kleuren die in de kleurencirkel tegenover elkaar liggen; de kleuren zijn tegengesteld aan elkaar en versterken elkaar)
symbolisch kleurgebruik:
(een kleurgebruik waarbij de kleuren een bepaalde betekenis hebben, bijv. rood voor de liefde)
Licht
contrast
clair-obscur: een manier van schilderen waarbij de nadruk ligt op het sterke contrast tussen licht en donker; de lichtbron is meestal moeilijk aanwijsbaar of de lichtbron is van de afgebeelde voorwerpen zelf; meestal om een dramatische effect te bereiken. Vooral in de 17e eeuw in Nederland.
Lichtbron
zichtbaar<>verborgen (is er een lichtbron en is die te zien of niet?)
soorten licht
kunstlicht/ sfeerlicht/ natuurlijk licht (landschappen ed.) /symbolisch licht (licht wordt symbolisch gebruikt)
soorten schaduw
eigenschaduw (de schaduw op het voorwerp zelf) <> slagschaduw (de schaduw van een voorwerp op de grond of op een ander voorwerp)
spiegeling
(wanneer een afgebeeld voorwerp gespiegeld wordt; het spiegelbeeld in een spiegel, op een raam of bijv. op water)
plasticiteit (ruimtesuggestie van het oppervlak van een voorwerp, dat je het als het ware kunt voelen)
Ruimte (Hoe wordt ruimte gesugge-reerd?)
standpunt
(wat is het standpunt van de schilder?; dit is alléén van toepassing bij een figuratief schilderij of een schilderij dat gemaakt is naar de waarneming)
overlapping
(manier van ruimtesuggestie; gedeelten van vormen zijn niet te zien omdat er andere vormen voor staan)
afsnijding
(manier van ruimtesuggestie; vorm is niet geheel ‘af’)
coulissenwerking
(ruimtesuggestie door de voorstelling, zoals bij toneeldecors, achter elkaar in te delen)
ruimtesuggestie
verkleining (verder weg steeds kleiner weergeven) /verkorting (het kleiner (korter) zien of tekenen van de werkelijke lengte)
/lijnperspektief (ruimtesuggestie d.m.v. lijnen die naar een of meer vluchtpunten op de horizon lopen) /atmosferisch perspektief (ruimtesuggestie doordat vorm en kleur dichter bij de horizon vervagen)
Compositie
De manier waarop de verschillende onderdelen (voorwerpen of vormen en kleuren) t.o.v. elkaar zijn geplaatst en een geheel vormen.
symmetrisch
(wanneer een beeld in twee helften verdeeld kan worden die precies of ongeveer elkaars spiegelbeeld zijn) <> a-symmetrisch (symmetrie ontbreekt; deze ongelijkheid kan een extra spanning aan de compositie geven en het kan een ‘richting’ aangeven die laat zien waar de nadruk van het beeld ligt)
diagonale compositie
(de belangrijkste, de kleurigste, de grootste vormen zijn in een diagonale richting geplaatst)
verticale compositie
(de belangrijkste, de kleurigste, de grootste vormen zijn in een verticale richting geplaatst)
horizontale compositie
(de belangrijkste, de kleurigste, de grootste vormen zijn in een horizontale richting geplaatst)
Materiaal
verf: olieverf/ plakkaatverf/ acrylverf
potlood, kleurpotlood
krijt: pastelkrijt, oliepastelkrijt
inkt
drager: papier, hout, karton, doek, plastic, glas
Techniek
geschilderd:
grof (je ziet de verfstreek goed en er zijn niet veel details)<>fijn (veel details, je ziet bijna niet dat het geschilderd is)
getekend
gedrukt
Waarover gaat het?
Inhoud: betekenis/ interpretatie
Wat is het thema:
religieus (onderwerp/ verhaal van beeld is gebaseerd op een religieuze vertelling)/ mythologisch (onderwerp/ verhaal van beeld is gebaseerd op een mythologisch verhaal)/ wereldlijk (aanduiding voor alle niet-religieuze kunst)
Wat is de bedoeling van de kunstenaar?
Wat wil hij op de toeschouwer overbrengen?
Is het figuratief (een beeld met een herkenbare voorstelling) of abstract (zonder een herkenbare voorstelling)?
In welke stijl(periode) is het gemaakt?
Waarvoor/ waarom is het gemaakt?
Functie
Wie is de opdrachtgever (kerk, staat, kunstkenner, koper); Bij autonome kunst (veelal 20e, 21e eeuw is er geen sprake van een opdrachtgever.
Welke functie(s) heeft het?
esthetisch (smaakvol, verfijnd, kunstzinnig, verfraaid), symbolisch (als het beeld ergens symbool voor staat),
versierend,
maatschappelijk-sociaal (het beeld heeft betrekking op de maatschappij),
reclame,
gevoelsuiting (de kunstenaar uit zijn gevoel in het beeld)
Wanneer je een beeld (schilderij, tekening) analyseert, benoem je alléén die aspecten die te zien zijn: EERST KIJKEN, DAN BENOEMEN.
Wat zie je?
Geef een korte beschrijving van de afbeelding; vermeld de kunstenaar, de titel, het jaartal en het
formaat van het werk.
Hoe is het gemaakt?
Vorm: beeldende middelen
(alle middelen die men gebruikt om een 2, 3-dimensionaal beeld te maken)
Kleur
contrast:
licht<>donker (tegenstelling met lichte en donkere kleuren)
warm<>koud (als koude en warme kleuren in combinatie met elkaar worden gebruikt)
vrolijk<>somber (vrolijke en sombere kleuren in combinatie met elkaar gebruikt)
soort kleur:
primair (rood, geel, blauw; kleuren niet door mengen te verkrijgen) gemengd, complementair (kleuren die in de kleurencirkel tegenover elkaar liggen; de kleuren zijn tegengesteld aan elkaar en versterken elkaar)
symbolisch kleurgebruik:
(een kleurgebruik waarbij de kleuren een bepaalde betekenis hebben, bijv. rood voor de liefde)
Licht
contrast
clair-obscur: een manier van schilderen waarbij de nadruk ligt op het sterke contrast tussen licht en donker; de lichtbron is meestal moeilijk aanwijsbaar of de lichtbron is van de afgebeelde voorwerpen zelf; meestal om een dramatische effect te bereiken. Vooral in de 17e eeuw in Nederland.
Lichtbron
zichtbaar<>verborgen (is er een lichtbron en is die te zien of niet?)
soorten licht
kunstlicht/ sfeerlicht/ natuurlijk licht (landschappen ed.) /symbolisch licht (licht wordt symbolisch gebruikt)
soorten schaduw
eigenschaduw (de schaduw op het voorwerp zelf) <> slagschaduw (de schaduw van een voorwerp op de grond of op een ander voorwerp)
spiegeling
(wanneer een afgebeeld voorwerp gespiegeld wordt; het spiegelbeeld in een spiegel, op een raam of bijv. op water)
plasticiteit (ruimtesuggestie van het oppervlak van een voorwerp, dat je het als het ware kunt voelen)
Ruimte (Hoe wordt ruimte gesugge-reerd?)
standpunt
(wat is het standpunt van de schilder?; dit is alléén van toepassing bij een figuratief schilderij of een schilderij dat gemaakt is naar de waarneming)
overlapping
(manier van ruimtesuggestie; gedeelten van vormen zijn niet te zien omdat er andere vormen voor staan)
afsnijding
(manier van ruimtesuggestie; vorm is niet geheel ‘af’)
coulissenwerking
(ruimtesuggestie door de voorstelling, zoals bij toneeldecors, achter elkaar in te delen)
ruimtesuggestie
verkleining (verder weg steeds kleiner weergeven) /verkorting (het kleiner (korter) zien of tekenen van de werkelijke lengte)
/lijnperspektief (ruimtesuggestie d.m.v. lijnen die naar een of meer vluchtpunten op de horizon lopen) /atmosferisch perspektief (ruimtesuggestie doordat vorm en kleur dichter bij de horizon vervagen)
Compositie
De manier waarop de verschillende onderdelen (voorwerpen of vormen en kleuren) t.o.v. elkaar zijn geplaatst en een geheel vormen.
symmetrisch
(wanneer een beeld in twee helften verdeeld kan worden die precies of ongeveer elkaars spiegelbeeld zijn) <> a-symmetrisch (symmetrie ontbreekt; deze ongelijkheid kan een extra spanning aan de compositie geven en het kan een ‘richting’ aangeven die laat zien waar de nadruk van het beeld ligt)
diagonale compositie
(de belangrijkste, de kleurigste, de grootste vormen zijn in een diagonale richting geplaatst)
verticale compositie
(de belangrijkste, de kleurigste, de grootste vormen zijn in een verticale richting geplaatst)
horizontale compositie
(de belangrijkste, de kleurigste, de grootste vormen zijn in een horizontale richting geplaatst)
Materiaal
verf: olieverf/ plakkaatverf/ acrylverf
potlood, kleurpotlood
krijt: pastelkrijt, oliepastelkrijt
inkt
drager: papier, hout, karton, doek, plastic, glas
Techniek
geschilderd:
grof (je ziet de verfstreek goed en er zijn niet veel details)<>fijn (veel details, je ziet bijna niet dat het geschilderd is)
getekend
gedrukt
Waarover gaat het?
Inhoud: betekenis/ interpretatie
Wat is het thema:
religieus (onderwerp/ verhaal van beeld is gebaseerd op een religieuze vertelling)/ mythologisch (onderwerp/ verhaal van beeld is gebaseerd op een mythologisch verhaal)/ wereldlijk (aanduiding voor alle niet-religieuze kunst)
Wat is de bedoeling van de kunstenaar?
Wat wil hij op de toeschouwer overbrengen?
Is het figuratief (een beeld met een herkenbare voorstelling) of abstract (zonder een herkenbare voorstelling)?
In welke stijl(periode) is het gemaakt?
Waarvoor/ waarom is het gemaakt?
Functie
Wie is de opdrachtgever (kerk, staat, kunstkenner, koper); Bij autonome kunst (veelal 20e, 21e eeuw is er geen sprake van een opdrachtgever.
Welke functie(s) heeft het?
esthetisch (smaakvol, verfijnd, kunstzinnig, verfraaid), symbolisch (als het beeld ergens symbool voor staat),
versierend,
maatschappelijk-sociaal (het beeld heeft betrekking op de maatschappij),
reclame,
gevoelsuiting (de kunstenaar uit zijn gevoel in het beeld)
Wanneer je een beeld (schilderij, tekening) analyseert, benoem je alléén die aspecten die te zien zijn: EERST KIJKEN, DAN BENOEMEN.
woensdag 12 januari 2011
Lesplan KUA maandag 10-01-2011
Lesplan KUA maandag 10-01-2011 (verplaatst naar donderdag 13-01-2011)
Introductie
- Uitleg schilderkunst in de 17e eeuw. (historiestuk, genrestuk, stilleven, landschap, portret)
- Schilderijenopdracht uitleggen.
Lesinhoud
Leerlingen beginnen in tweetallen een onderzoek naar de vorm/ inhoud/ functie van schilderijen uit de 17e eeuw. (historiestuk, genrestuk, stilleven, landschap, portret) Ze krijgen een opdracht waarin vragen staan die de rode draad vormen voor hun onderzoek. De onderzoeksresultaten die ze door middel van de beantwoording van de vragen vinden, leggen ze schriftelijk vast. Daarnaast geven ze een korte presentatie.
1. Verslag Na goed onderzoek, beantwoorden de leerlingen de vragen uit de opdracht. Ze leveren een schriftelijk verslag in dat mee zal tellen bij de beoordeling van de presentatie.
2. Presentatie Na goed onderzoek en het beantwoorden van de vragen uit de opdracht zijn de leerlingen kenners geworden van het schilderij. In een korte presentatie vertellen ze aan de hand van hun schilderij aan de rest van de klas hun onderzoeksresultaten. Deze presentatie duurt minimaal 5 minuten en maximaal 10 minuten.
Afsluiting van de les
- Vragen beantwoorden
- Huiswerk (verder werken aan onderzoek)
Introductie
- Uitleg schilderkunst in de 17e eeuw. (historiestuk, genrestuk, stilleven, landschap, portret)
- Schilderijenopdracht uitleggen.
Lesinhoud
Leerlingen beginnen in tweetallen een onderzoek naar de vorm/ inhoud/ functie van schilderijen uit de 17e eeuw. (historiestuk, genrestuk, stilleven, landschap, portret) Ze krijgen een opdracht waarin vragen staan die de rode draad vormen voor hun onderzoek. De onderzoeksresultaten die ze door middel van de beantwoording van de vragen vinden, leggen ze schriftelijk vast. Daarnaast geven ze een korte presentatie.
1. Verslag Na goed onderzoek, beantwoorden de leerlingen de vragen uit de opdracht. Ze leveren een schriftelijk verslag in dat mee zal tellen bij de beoordeling van de presentatie.
2. Presentatie Na goed onderzoek en het beantwoorden van de vragen uit de opdracht zijn de leerlingen kenners geworden van het schilderij. In een korte presentatie vertellen ze aan de hand van hun schilderij aan de rest van de klas hun onderzoeksresultaten. Deze presentatie duurt minimaal 5 minuten en maximaal 10 minuten.
Afsluiting van de les
- Vragen beantwoorden
- Huiswerk (verder werken aan onderzoek)
Onderzoeksvragen - Schilderkunst 17e eeuw – KUA – 01-2011 – 5V4
Onderzoeksvragen - Schilderkunst 17e eeuw – KUA – 01-2011 – 5V4
1. Verslag Na goed onderzoek, beantwoorden jullie de onderstaande vragen. Dit moet digitaal worden ingeleverd via ELO.
2. Presentatie Na goed onderzoek en het beantwoorden van de bovenstaande vragen zijn jullie kenners geworden van het schilderij. In een korte presentatie vertel je aan de hand van jullie schilderij aan de rest van de klas je onderzoeksresultaten. Deze presentatie duurt minimaal 5 minuten en maximaal 10 minuten.
Gegevens van het schilderij
- Door wie is het gemaakt?
- Wanneer is het gemaakt?
- Welke afmetingen heeft het schilderij?
- Met welk materiaal is dit schilderij gemaakt?
- Waar is het schilderij te zien of wordt het bewaard?
Genre
- Tot welk genre behoort dit schilderij?
- Aan welke kenmerken van dit genre zie je in dit schilderij terug?
- Geef een definitie van genre waartoe dit schilderij behoort.
Voorstelling
- Wat zien we op het schilderij?
- Wandel met de klas door het schilderij en benoem wat je precies ziet.
Vormgeving
- Hoe is het schilderij gemaakt?
- Met welke materiaal is het schilderij gemaakt?
- Wat kun je zeggen over de beeldende middelen die gebruikt zijn in het schilderij? Betrek daarin kleur, licht, ruimte en compositie. (zie Analyseschema Schilderkunst)
Betekenis – achtergrond – relatie met de tijd
- Waar gaat het schilderij over?
- Wordt er een verhaal verteld?
- Liggen er diepere betekenis(sen) in dit schilderij? Is er gebruik gemaakt van symboliek in het schilderij (bijv. in voorwerpen, gebaren, het verbeelde verhaal, of het geheel van het schilderij)
- Welke betekenis had dit schilderij voor de burgers uit de 17e eeuw?
- Zijn er belangrijke gegevens over het leven van de kunstenaar m.b.t. de inhoud van het schilderij?
Functie
- Welke functie had dit schilderij in de 17e eeuw?
- Voor wie is dit schilderij gemaakt?
Bronnen
- De beschikbare literatuur, in het lokaal aanwezig
- http://www.digischool.nl
- http://www.cultuurwijs.nl
- http://www.rijksmuseum.nl
- http://www.kunstbus.net
- http://www.kunst-stof.nl
1. Verslag Na goed onderzoek, beantwoorden jullie de onderstaande vragen. Dit moet digitaal worden ingeleverd via ELO.
2. Presentatie Na goed onderzoek en het beantwoorden van de bovenstaande vragen zijn jullie kenners geworden van het schilderij. In een korte presentatie vertel je aan de hand van jullie schilderij aan de rest van de klas je onderzoeksresultaten. Deze presentatie duurt minimaal 5 minuten en maximaal 10 minuten.
Gegevens van het schilderij
- Door wie is het gemaakt?
- Wanneer is het gemaakt?
- Welke afmetingen heeft het schilderij?
- Met welk materiaal is dit schilderij gemaakt?
- Waar is het schilderij te zien of wordt het bewaard?
Genre
- Tot welk genre behoort dit schilderij?
- Aan welke kenmerken van dit genre zie je in dit schilderij terug?
- Geef een definitie van genre waartoe dit schilderij behoort.
Voorstelling
- Wat zien we op het schilderij?
- Wandel met de klas door het schilderij en benoem wat je precies ziet.
Vormgeving
- Hoe is het schilderij gemaakt?
- Met welke materiaal is het schilderij gemaakt?
- Wat kun je zeggen over de beeldende middelen die gebruikt zijn in het schilderij? Betrek daarin kleur, licht, ruimte en compositie. (zie Analyseschema Schilderkunst)
Betekenis – achtergrond – relatie met de tijd
- Waar gaat het schilderij over?
- Wordt er een verhaal verteld?
- Liggen er diepere betekenis(sen) in dit schilderij? Is er gebruik gemaakt van symboliek in het schilderij (bijv. in voorwerpen, gebaren, het verbeelde verhaal, of het geheel van het schilderij)
- Welke betekenis had dit schilderij voor de burgers uit de 17e eeuw?
- Zijn er belangrijke gegevens over het leven van de kunstenaar m.b.t. de inhoud van het schilderij?
Functie
- Welke functie had dit schilderij in de 17e eeuw?
- Voor wie is dit schilderij gemaakt?
Bronnen
- De beschikbare literatuur, in het lokaal aanwezig
- http://www.digischool.nl
- http://www.cultuurwijs.nl
- http://www.rijksmuseum.nl
- http://www.kunstbus.net
- http://www.kunst-stof.nl
dinsdag 11 januari 2011
Keuze genre-schilderijen 17e eeuw - onderzoek leerlingen 5V4
Historieschilderkunst is het schilderen van scènes met een verhalende inhoud uit de klassieke geschiedenis, christelijke geschiedenis en mythologie alsook het weergeven van historische gebeurtenissen uit het verre of nabije verleden.
Een historiestuk is het resultaat hiervan; een schilderij dat een afbeelding geeft van een bijbels, mythologisch, historisch, allegorisch of literair tafereel. Het gaat meestal om een schilderij van een relatief groot formaat, waarop meerdere figuren zijn afgebeeld.
Rembrandt van Rijn, Tobias en Anna met het bokje, 1626
Rembrandt van Rijn, Nachtwacht, 1642
Genreschilderkunst. Genrestukken of -taferelen zijn schilderijen, tekeningen of prenten waarop mensen zijn afgebeeld in hun dagelijkse omgeving: in huis, in een café of aan het werk. Deze werken lijken naar het leven geschilderd, maar zijn in werkelijkheid meestal in het atelier van een schilder ontstaan. Soms bevatten genrestukken een moralistische les. De ene keer is de boodschap heel duidelijk, de andere keer moet de toeschouwer moeite doen om de voorstelling te ontraadselen. Vaak ook is zo'n huiselijk tafereeltje niets meer en niets minder dan een mooi schilderij voor aan de muur.
Genrestuk als term. De aanduiding 'genre' ontstond pas aan het eind van de 19de eeuw en wordt vooral in onze eeuw veel gebruikt.
Jan Steen, Het Sint-Nicolaasfeest, Ca. 1663-1665
Velásquez, Las Meninas, 1656
Stil leven
Een stilleven is een artistieke compositie (schilderij, tekening, foto) van voorwerpen. In een stilleven komen meestal geen levende wezens voor. Met het schilderen van een stilleven kan een schilder zich concentreren op de compositie en op het gebruik van kleur en toonwaarde. Een stilleven is dus een studiewerk. De stillevens uit de Vlaams- Nederlandse schilderkunst uit de 17e eeuw zijn vooral beroemd om de stofuitdrukking, de weergave van het oppervlak van een voorwerp. In één stilleven laat de schilder zijn vaardigheid zien om tegelijkertijd bijvoorbeeld het karakter van een satijnen kleed, een droog brood, een mat ei, bedauwde druiven, een hard glanzend glas en een parelmoeren schelp weer te geven. Vaak gebruikten schilders hun geliefde objecten telkens opnieuw.
Jan Baptist Weenix, Een hond en een kat bij een half geslachte ree, ca. 1647-60
Willem Kalf, Stilleven met een Ming-schaal, circa 1660
Landschap
Een schilderij dat een landschap verbeeldt. Doeken werden vaak in het atelier vervaardigd en waren deels aan de fantasie ontsproten. Dit zou nu spoedig veranderen: men ging nu schilderen wat men zelf waargenomen had, vaak aan de hand van schetsen die op locatie gemaakt waren. De horizon werd nu vaak laag gehouden, waardoor er meer ruimte kwam voor de vaak zo indrukwekkende en karakteristieke Hollandse wolkenluchten, met hun geheel eigen licht. Duinformaties behoorden tot de favoriete onderwerpen, maar ook rivierlandschappen met brede uiterwaarden, waar koeien op graasden, een silhouet van een stad op de achtergrond. Ook winterlandschappen maakte men graag. Natuurlijk was ook de zee een onuitputtelijke bron van inspiratie. Grote doeken verhaalden van beroemde zeeslagen, van een Hollandse marine op de toppen van haar kunnen.
Jan van Goyen, Zomer, 1625
Claude Lorrain, Landschap met de vader van Psyche die aan Apollo offert, 1660-70
Portret
Een portret is een schilderij gemaakt door een portretschilder, een foto gemaakt door een fotograaf, een gebeeldhouwde weergave van iemands hoofd of buste, of een andere artistieke voorstelling van een persoon of een groep. Portretten zijn vaak eenvoudige afbeeldingen van het gezicht zonder veel creativiteit (zoals pasfoto's). De opzet is te tonen hoe de persoon eruit ziet, met soms wat artistiek inzicht in zijn of haar persoonlijkheid. Meestal is herkenbaarheid van het gezicht het belangrijkst.
Een schuttersstuk of doelenstuk (van doelen, een plek waar boogschutters oefenden) is een geschilderd groepsportret van de leden van een schuttersgilde. Het genre werd uitsluitend in de Nederlanden beoefend in de 16e en 17e eeuw.
Frans Hals, De vrolijke Drinker (1630)
Rembrandt van Rijn, De staalmeesters, 1662
Een historiestuk is het resultaat hiervan; een schilderij dat een afbeelding geeft van een bijbels, mythologisch, historisch, allegorisch of literair tafereel. Het gaat meestal om een schilderij van een relatief groot formaat, waarop meerdere figuren zijn afgebeeld.
Rembrandt van Rijn, Tobias en Anna met het bokje, 1626
Rembrandt van Rijn, Nachtwacht, 1642
Genreschilderkunst. Genrestukken of -taferelen zijn schilderijen, tekeningen of prenten waarop mensen zijn afgebeeld in hun dagelijkse omgeving: in huis, in een café of aan het werk. Deze werken lijken naar het leven geschilderd, maar zijn in werkelijkheid meestal in het atelier van een schilder ontstaan. Soms bevatten genrestukken een moralistische les. De ene keer is de boodschap heel duidelijk, de andere keer moet de toeschouwer moeite doen om de voorstelling te ontraadselen. Vaak ook is zo'n huiselijk tafereeltje niets meer en niets minder dan een mooi schilderij voor aan de muur.
Genrestuk als term. De aanduiding 'genre' ontstond pas aan het eind van de 19de eeuw en wordt vooral in onze eeuw veel gebruikt.
Jan Steen, Het Sint-Nicolaasfeest, Ca. 1663-1665
Velásquez, Las Meninas, 1656
Stil leven
Een stilleven is een artistieke compositie (schilderij, tekening, foto) van voorwerpen. In een stilleven komen meestal geen levende wezens voor. Met het schilderen van een stilleven kan een schilder zich concentreren op de compositie en op het gebruik van kleur en toonwaarde. Een stilleven is dus een studiewerk. De stillevens uit de Vlaams- Nederlandse schilderkunst uit de 17e eeuw zijn vooral beroemd om de stofuitdrukking, de weergave van het oppervlak van een voorwerp. In één stilleven laat de schilder zijn vaardigheid zien om tegelijkertijd bijvoorbeeld het karakter van een satijnen kleed, een droog brood, een mat ei, bedauwde druiven, een hard glanzend glas en een parelmoeren schelp weer te geven. Vaak gebruikten schilders hun geliefde objecten telkens opnieuw.
Jan Baptist Weenix, Een hond en een kat bij een half geslachte ree, ca. 1647-60
Willem Kalf, Stilleven met een Ming-schaal, circa 1660
Landschap
Een schilderij dat een landschap verbeeldt. Doeken werden vaak in het atelier vervaardigd en waren deels aan de fantasie ontsproten. Dit zou nu spoedig veranderen: men ging nu schilderen wat men zelf waargenomen had, vaak aan de hand van schetsen die op locatie gemaakt waren. De horizon werd nu vaak laag gehouden, waardoor er meer ruimte kwam voor de vaak zo indrukwekkende en karakteristieke Hollandse wolkenluchten, met hun geheel eigen licht. Duinformaties behoorden tot de favoriete onderwerpen, maar ook rivierlandschappen met brede uiterwaarden, waar koeien op graasden, een silhouet van een stad op de achtergrond. Ook winterlandschappen maakte men graag. Natuurlijk was ook de zee een onuitputtelijke bron van inspiratie. Grote doeken verhaalden van beroemde zeeslagen, van een Hollandse marine op de toppen van haar kunnen.
Jan van Goyen, Zomer, 1625
Claude Lorrain, Landschap met de vader van Psyche die aan Apollo offert, 1660-70
Portret
Een portret is een schilderij gemaakt door een portretschilder, een foto gemaakt door een fotograaf, een gebeeldhouwde weergave van iemands hoofd of buste, of een andere artistieke voorstelling van een persoon of een groep. Portretten zijn vaak eenvoudige afbeeldingen van het gezicht zonder veel creativiteit (zoals pasfoto's). De opzet is te tonen hoe de persoon eruit ziet, met soms wat artistiek inzicht in zijn of haar persoonlijkheid. Meestal is herkenbaarheid van het gezicht het belangrijkst.
Een schuttersstuk of doelenstuk (van doelen, een plek waar boogschutters oefenden) is een geschilderd groepsportret van de leden van een schuttersgilde. Het genre werd uitsluitend in de Nederlanden beoefend in de 16e en 17e eeuw.
Frans Hals, De vrolijke Drinker (1630)
Rembrandt van Rijn, De staalmeesters, 1662
Lesplan woensdag 12 januari 2010
5V4 b007 KUBV 1e en 2e lesuur
Introductie
n.v.t.
Gemaakt huiswerk
· Opdrachtpapieren lezen
· Opdracht 1
· Opdracht 3
· Vaktheorie 1+2
· Opdracht 4
Lesinhoud
· Werken aan opdracht 2
· Opdracht 4
Uitleg huiswerk
· Vaktheorie 3+4
Introductie
n.v.t.
Gemaakt huiswerk
· Opdrachtpapieren lezen
· Opdracht 1
· Opdracht 3
· Vaktheorie 1+2
· Opdracht 4
Lesinhoud
· Werken aan opdracht 2
· Opdracht 4
Uitleg huiswerk
· Vaktheorie 3+4
donderdag 6 januari 2011
Voornemens n.a.v. lesreflectie KUBV 05/01/2011 5V4
Voornemens KUBV 5V4
Lesintroductie
Ik wil mijn les starten met nieuwe inspiratie. Een boeiend voorbeeld van een kunstenaar. Een citaat. Iets wat leerlingen nieuwe energie geeft om te blijven presteren en om meer uit ze te halen dan ze zelf dachten.
Aandacht voor de schetsfase
Hoe kan ik leerlingen stimuleren om niet aan het eerste idee vast te blijven hangen? Wat kan ik doen om het idee in hun hoofden te overtreffen? Kan ik inspirerende voorbeelden gebruiken die laten zien dat er zoveel meer mogelijk is? Kan ik laten zien hoe kunstenaars veel verschillende dingen hebben geprobeerd / geschetst voor ze iets geniaals hebben neergezet?
Lesafsluiting
De afsluiting van de les is een aandachtspunt voor mij. Ik wil aandacht gaan geven aan het opruimen en een centrale afsluiting.
Lesintroductie
Ik wil mijn les starten met nieuwe inspiratie. Een boeiend voorbeeld van een kunstenaar. Een citaat. Iets wat leerlingen nieuwe energie geeft om te blijven presteren en om meer uit ze te halen dan ze zelf dachten.
Aandacht voor de schetsfase
Hoe kan ik leerlingen stimuleren om niet aan het eerste idee vast te blijven hangen? Wat kan ik doen om het idee in hun hoofden te overtreffen? Kan ik inspirerende voorbeelden gebruiken die laten zien dat er zoveel meer mogelijk is? Kan ik laten zien hoe kunstenaars veel verschillende dingen hebben geprobeerd / geschetst voor ze iets geniaals hebben neergezet?
Lesafsluiting
De afsluiting van de les is een aandachtspunt voor mij. Ik wil aandacht gaan geven aan het opruimen en een centrale afsluiting.
woensdag 5 januari 2011
Lesreflectie woensdag 05 januari 2010 - 5V4 - KUBV
Hoe vond je dat het ging?
Goed. Leerlingen luisterden goed naar mijn introductie. Mijn lesinstructie bleek helder te zijn. Dit merkte ik aan de werkhouding van de leerlingen. Ze gingen vrij snel goed aan de slag.
Het viel mij op dat er veel leerlingen waren die hun huiswerk niet hadden gemaakt. Daar heb ik dan ook extra nadruk op gelegd. Dit deed ik door leerlingen persoonlijk te vragen hoe ver ze waren en hen persoonlijk advies te geven over hoe ze verder moesten werken.
Ook aan het einde van de les heb ik klassikaal aandacht besteed aan het maken van het huiswerk.
Het was ook wel te verwachten dat veel leerlingen het huiswerk niet gemaakt zouden hebben. De laatste les waarin ik het huiswerk voor deze les opgaf is ruim drie weken geleden.
In de les zijn de leerlingen goed aan de slag.
De les blijkt te kort voor de opdracht. Leerlingen zijn ongeveer op de helft van de opdracht voor deze les. Gelukkig hebben we tijd om de volgende les verder te werken aan deze opdracht.
Het valt op dat veel leerlingen vragen stelden waarop ze de antwoorden hadden kunnen weten. Leerlingen blijken weinig tijd te nemen voor het lezen van de opdracht.
Daardoor moest ik vaak verwijzen naar de opdrachtuitleg.
Verder zijn veel leerlingen slordig als het gaat om dummies. Ze vergeten deze.
Er waren een aantal leerlingen die al een eindontwerp in hun hoofd hebben zitten. Sommige klemmen zich zo aan dat idee dat ze de schetsopdrachten niet serieus nemen. Ze vragen zich af waarom ze dat moeten doen als ze al een prachtig idee hebben.
Ik merk dat ik het moeilijk vind om leerlingen die al een vast idee in hun hoofd hebben een beetje ontvankelijker te maken voor nieuwe inspiratie. Al snel nemen ze dat negatief op omdat ze het naar vinden als docenten altijd wat anders van je willen.
Een mooie onderzoeksvraag voor de komende tijd is dan ook: Hoe kan ik leerlingen stimuleren om niet aan het eerste idee vast te blijven hangen? Wat kan ik doen om het idee in hun hoofden te overtreffen? Kan ik inspirerende voorbeelden gebruiken die laten zien dat er zoveel meer mogelijk is? Kan ik laten zien hoe kunstenaars veel verschillende dingen hebben geprobeerd / geschetst voor ze iets geniaals hebben neergezet?
Reflectie Paul
Je voorbereiding was goed. De bijlage met houtverbindingen bijvoorbeeld was top. Je had ook de voorbeeld houtverbindingen die in het lokaal ophangen kunnen gebruiken bij je uitleg.
Je gaf de leerlingen de opdracht voor deze les op papier. Voor deze les was dat uitstekend want veel leerlingen waren zo net na de vakantie hun opdrachtpapieren / dummy vergeten.
Het gaf ook een helder kader aan de leerlingen waardoor ze snel aan de slag gingen.
Denk er wel aan dat je dit niet iedere les kunt doen, dat kost te veel papier. Leerlingen moeten gewoon hun spullen bij zich hebben.
Tijdens de les liep je rond en beantwoordde je vragen. Dat ging goed. Eèn leerling kwam naar mij toe met het feit dat jij haar vraag niet kon beantwoorden.
Nu ik hoor dat je het wel hebt verteld denk ik dat ze om bevestiging kwam vragen aan mij.
Ik denk dat de afsluiting van de les een aandachtspunt voor je kan zijn. Ik vraag me af hoe je dat had gedaan als ik niet alles stil had gelegd. Geef aandacht aan het opruimen en een centrale afsluiting. Geef aan hoe je dat wil.
Wel goed dat je aandacht gaf aan 'verzamelen'. Mooi! Je onderstreept dat het belangrijk is en waarom.
Goed. Leerlingen luisterden goed naar mijn introductie. Mijn lesinstructie bleek helder te zijn. Dit merkte ik aan de werkhouding van de leerlingen. Ze gingen vrij snel goed aan de slag.
Het viel mij op dat er veel leerlingen waren die hun huiswerk niet hadden gemaakt. Daar heb ik dan ook extra nadruk op gelegd. Dit deed ik door leerlingen persoonlijk te vragen hoe ver ze waren en hen persoonlijk advies te geven over hoe ze verder moesten werken.
Ook aan het einde van de les heb ik klassikaal aandacht besteed aan het maken van het huiswerk.
Het was ook wel te verwachten dat veel leerlingen het huiswerk niet gemaakt zouden hebben. De laatste les waarin ik het huiswerk voor deze les opgaf is ruim drie weken geleden.
In de les zijn de leerlingen goed aan de slag.
De les blijkt te kort voor de opdracht. Leerlingen zijn ongeveer op de helft van de opdracht voor deze les. Gelukkig hebben we tijd om de volgende les verder te werken aan deze opdracht.
Het valt op dat veel leerlingen vragen stelden waarop ze de antwoorden hadden kunnen weten. Leerlingen blijken weinig tijd te nemen voor het lezen van de opdracht.
Daardoor moest ik vaak verwijzen naar de opdrachtuitleg.
Verder zijn veel leerlingen slordig als het gaat om dummies. Ze vergeten deze.
Er waren een aantal leerlingen die al een eindontwerp in hun hoofd hebben zitten. Sommige klemmen zich zo aan dat idee dat ze de schetsopdrachten niet serieus nemen. Ze vragen zich af waarom ze dat moeten doen als ze al een prachtig idee hebben.
Ik merk dat ik het moeilijk vind om leerlingen die al een vast idee in hun hoofd hebben een beetje ontvankelijker te maken voor nieuwe inspiratie. Al snel nemen ze dat negatief op omdat ze het naar vinden als docenten altijd wat anders van je willen.
Een mooie onderzoeksvraag voor de komende tijd is dan ook: Hoe kan ik leerlingen stimuleren om niet aan het eerste idee vast te blijven hangen? Wat kan ik doen om het idee in hun hoofden te overtreffen? Kan ik inspirerende voorbeelden gebruiken die laten zien dat er zoveel meer mogelijk is? Kan ik laten zien hoe kunstenaars veel verschillende dingen hebben geprobeerd / geschetst voor ze iets geniaals hebben neergezet?
Reflectie Paul
Je voorbereiding was goed. De bijlage met houtverbindingen bijvoorbeeld was top. Je had ook de voorbeeld houtverbindingen die in het lokaal ophangen kunnen gebruiken bij je uitleg.
Je gaf de leerlingen de opdracht voor deze les op papier. Voor deze les was dat uitstekend want veel leerlingen waren zo net na de vakantie hun opdrachtpapieren / dummy vergeten.
Het gaf ook een helder kader aan de leerlingen waardoor ze snel aan de slag gingen.
Denk er wel aan dat je dit niet iedere les kunt doen, dat kost te veel papier. Leerlingen moeten gewoon hun spullen bij zich hebben.
Tijdens de les liep je rond en beantwoordde je vragen. Dat ging goed. Eèn leerling kwam naar mij toe met het feit dat jij haar vraag niet kon beantwoorden.
Nu ik hoor dat je het wel hebt verteld denk ik dat ze om bevestiging kwam vragen aan mij.
Ik denk dat de afsluiting van de les een aandachtspunt voor je kan zijn. Ik vraag me af hoe je dat had gedaan als ik niet alles stil had gelegd. Geef aandacht aan het opruimen en een centrale afsluiting. Geef aan hoe je dat wil.
Wel goed dat je aandacht gaf aan 'verzamelen'. Mooi! Je onderstreept dat het belangrijk is en waarom.
dinsdag 4 januari 2011
"Een boom die zo hard wil groeien dat hij zijn wortels uit de aarde trekt, zweeft niet ten hemel, maar valt om."
Harry Mulisch Nederlands schrijver (1927-2010)
Harry Mulisch Nederlands schrijver (1927-2010)
Lesplan woensdag 05 januari 2010 - 5V4
Lesplan woensdag 05 januari 2010
5V4 b007 KUBV 1e en 2e lesuur
Introductie
· Follydock
· 3D-studies architraaf- en gewelfbouw
Gemaakt huiswerk
· Opdrachtpapieren lezen
· Opdracht 1
· Opdracht 3
· Vaktheorie 1+2
Lesinhoud
· Werken aan opdracht 2
Uitleg huiswerk
· Opdracht 4
1A) Foto’s maken
(A) Foto’s maken in de ‘buiten’ ruimte. Kies een plek onder de open hemel waar jij je folly zou willen bouwen, bijvoorbeeld een plek in een winkelstraat, stukje park of steegje. Breng de gekozen plek goed in beeld met je fotocamera.
- Maak een overzichtsfoto van de omgeving
- Maak ong. 5 verschillende, duidelijke foto’s van de precieze plek
- Maak foto’s van verschillende interessante details rond die plek
(B) Foto’s maken in de ‘binnen’ ruimte. Kies een plek in een gebouw waar jij je folly zou willen bouwen, bijvoorbeeld een plek in de school, een ziekenhuis, een zwembad, de sportschool, een kerk of kasteel. Breng de gekozen plek goed in beeld met je fotocamera.
- Maak een overzichtsfoto van de ruimte
- Maak ong. 5 verschillende, duidelijke foto’s van de precieze plek
- Maak foto’s van verschillende interessante details rond die plek
(C) Foto’s maken van vervoerbare objecten.
- Maak ongeveer 10 verschillende, duidelijke foto’s van 10 vervoerbare objecten/follies.
- Beschrijf voor deze 10 verschillende vervoerbare objecten, op welke manier ze verplaatsbaar zijn.
- Maak foto’s van interessante details van die objecten
Tijdens het fotograferen ga je fantaseren over een architectonische toevoeging in de bestaande omgeving of de verplaatsbaarheid van objecten/ follies.
B) Foto’s kopiëren (ABC)
Print de foto’s uit (in grijswaarden).
(AB) Neem een foto van de precieze plek en maak hier 3 kopieën van op A4-formaat, plak ze in je dummy. Kopieer je andere foto’s ook (vergroot en verklein) en bewaar die los.
(C) Print de foto’s van de vervoerbare objecten/ follies uit en plak ze in je dummy. Schrijf onder iedere foto op welke manier dat object verplaatsbaar is.
3) 2D-studies
(AB) Neem de 3 kopieën op A4 formaat, uit opdracht 1B. Maak met behulp van deze kopieën 3 verschillende ideeschetsen voor een folly. Kijk steeds goed en bedenk wat voor architectonische toevoeging je kan doen op de gekozen plek.
> Bijvoorbeeld:
met zwarte stroken papier kan je een nieuwe vorm in de omgeving plakken,
je kan uit tijdschriften knippen en op een collage-achtige manier een nieuwe vorm in je kopietje plakken,
uit je andere foto’s kan je stukjes knippen en die op een andere manier op je kopie plakken,
je kan op je kopie nieuwe vormen schilderen of tekenen.
(C) Maak 3 collages/ ideeschetsen op A4 formaat. Schets drie verschillende vervoerbare follies die alle drie op een andere manier verplaatsbaar zijn.
Denk bij de vormgeving goed na over de verplaatsbare functie. Maak je gebruik van wielen, rupsbanden, waterkracht, licht gewicht, drijvende kracht, vleugels, inklapbaarheid, opvouwbaarheid?
Gebruik de 10 gefotografeerde objecten uit opdracht 1B in je ideeschetsen.
Vaktheorie
Opdracht 1
Maak de opdrachten bij Zienswijze Architectuur. Deze kun je achter Zienswijze Architectuur vinden.
Opdracht 2
Zoek informatie op internet over het postmodernisme in de architectuur.
Maak er een samenvatting van op ± twee A4-tjes.
Laat de volgende punten aan bod komen:
· Wanneer en waar ontstaan?
· Uitgangspunten van het postmodernisme
· Waar is het een reactie op
· Wat zijn de stijlkenmerken
· Noem enkele belangrijke architecten met hun gebouwen en ideeën
Lesinhoud: Opdracht 2
2) 3D-studies architraaf- en gewelfbouw (± 10 x10 x 10 cm) (ABC)
Bestudeer de zienswijze architectuur.
- Maak van hout een ruimtelijk model van architraafbouw. Neem twee latten als zuilen. Pas een houtverbinding toe en bevestig het op een plaatje multiplex.
- Maak van dik ijzerdraad een model van gewelfbouw op een plaatje multiplex. Maak je constructie dicht met gipsverband, vloeipapier, cellofaan of papier-maché.
Huiswerkopdracht
Opdracht 4
4) 2D-studies met associatie/vervreemding.
(AB) Je folly moet een relatie hebben met de omgeving. Ook moet het een vervreemdend effect hebben in de omgeving. Om daar over na te denken, doe je deze opdracht.
- Zoek ongeveer 5 afbeeldingen van dingen die te maken kunnen hebben met jouw plek. Bijvoorbeeld een vogelhuis, wijnfles, auto, kerktoren, straatkrant, winkelwagen, gehaaste mensen, zonnende mensen, zittende mensen, liggende mensen, zwemmende mensen, zwerver, vrachtschip, koe, geranium, glas-in-loodraam enzovoorts.
- Gebruik deze afbeeldingen als inspiratie voor verschillende follies voor jouw omgeving. Maak hiermee 2 (of meer) ideeschetsen in je dummy.
(C) Je folly moet een vervreemdend effect hebben. Om daar over na te denken, doe je deze opdracht.
- Zoek ongeveer 5 afbeeldingen met vervreemdende elementen daarin.
- Gebruik deze afbeeldingen als inspiratie voor jouw verschillende follies. Maak hiermee 2 (of meer) ideeschetsen in je dummy.
Architraafbouw
Er is sprake van architraafbouw als dragende, horizontale elementen (architraven) door verticale elementen (muren, balken of zuilen) gedragen worden.
Het meest eenvoudige constructieprincipe bestaat, tot aan het begin van onze jaartelling, uit de toepassing van "een balk op twee steunpunten". In verband met benodigde stabiliteit kan deze constructie slechts bestaan als de steunpunten naast verticale krachten ook horizontale krachten kunnen opnemen. Men verkreeg dit door de steunpunten te voorzien van een voetverbreding. Horizontale zijdelingse krachten kunnen o.a. worden veroorzaakt door wind en aardbevingen.
Naarmate de organisatietechniek beter werd konden de constructies ontzagwekkende afmetingen aannemen. Doch van een verdergaande constructief-technische ontwikkeling was echter geen sprake.
Ook de Grieken pasten bij hun bouwwerken slechts het principe van de "balk op twee steunpunten" toe.
Door de architraafbouw bleef men beperkt in de mogelijkheid om werkelijk grote ruimten te overspannen. Het is n.l. niet mogelijk om de schaal van de overspanningconstructie onbeperkt te vergroten.
Ieder constructiesysteem heeft bij een bepaalde materiaalkeuze een zekere maximum overspanning, waarboven de constructie niet kan bestaan.
De Grieks tempels zijn voorbeelden van architraafbouw. De architraaf is een stenen balk (dwarsbalk) die rust op zuilen. De architraaf draagt de overkapping; de zuilen leiden de druk naar beneden. Hierdoor konden al wat grotere binnenruimten overkapt worden, maar daar waren nog wel veel zuilen en dikke muren voor nodig.
Gewelfbouw
De skeletbouw
Bij de skeletbouw wordt het gebouw niet langer gedragen door muren, maar door een geraamte van hout, steen of ijzer. De muren dienen alleen nog als een afscheiding of kunnen vervangen worden door ramen.
Het bekendste voorbeeld van stenen skeletbouw zijn de gotische kathedralen. Door het gebruik van bogen ontstaan overkappingen (gewelven), waardoor grote binnenruimten overkapt kunnen worden. Deze gewelven die in gotische kerken en kathedralen werden toegepast, heten kruisribgewelven. De ribben leiden de druk zijwaarts naar de pijlers, die de druk langs de muren naar beneden geleiden. De druk is echter zo groot, dat de pijlers en muren van buitenaf gestut moeten worden door luchtbogen en steunberen.
De Romeinse architecten maakten vaak gebruik van de rondboog en tongewelf (afbeelding 4-4a). De Boog van Titus in Rome is een ander voorbeeld. Op afbeelding 4-6 zien we de triomfboog, die is gemaakt ter ere van de overwinning van keizer Titus op Jeruzalem in het jaar 70. De keizer reed hier met zijn gevolg onder door tijdens een processie ter ere van de overwinning. De gebeurtenis zelf staat ook afgebeeld op de reliëfs van de boog. Om een vierkante ruimte te overbruggen maakten de Romeinen gebruik van een kruisgewelf. Zie afbeelding 4-4b. Dit type kruisgewelf zou in de middeleeuwen gebruikt worden voor het bouwen van kerken. Een rond gebouw werd overspannen met een koepel. Dit is een type gewelf dat we bij de Grieken niet terugvinden. Het is typisch Romeins. Het Pantheon in Rome is een mooi voorbeeld van de mogelijkheden van de combinatie beton en koepel.
Opdracht 2 - 3D-studies architraaf- en gewelfbouw (± 10 x10 x 10 cm) (ABC)
Bestudeer de zienswijze architectuur.
• - Maak van hout een ruimtelijk model van architraafbouw. Neem twee latten als zuilen. Pas een houtverbinding toe en bevestig het op een plaatje multiplex.
• - Maak van dik ijzerdraad een model van gewelfbouw op een plaatje multiplex. Maak je constructie dicht met gipsverband, vloeipapier, cellofaan of papier-maché.
• Bijlage 1 – Houtverbindingen
• Bijlage 2 – Boogvormen
• Bijlage 3 – Gewelven: kruisgewelf, kruisribgewelf, netgewelf, stergewelf, tongewelf, waaiergewelf
5V4 b007 KUBV 1e en 2e lesuur
Introductie
· Follydock
· 3D-studies architraaf- en gewelfbouw
Gemaakt huiswerk
· Opdrachtpapieren lezen
· Opdracht 1
· Opdracht 3
· Vaktheorie 1+2
Lesinhoud
· Werken aan opdracht 2
Uitleg huiswerk
· Opdracht 4
1A) Foto’s maken
(A) Foto’s maken in de ‘buiten’ ruimte. Kies een plek onder de open hemel waar jij je folly zou willen bouwen, bijvoorbeeld een plek in een winkelstraat, stukje park of steegje. Breng de gekozen plek goed in beeld met je fotocamera.
- Maak een overzichtsfoto van de omgeving
- Maak ong. 5 verschillende, duidelijke foto’s van de precieze plek
- Maak foto’s van verschillende interessante details rond die plek
(B) Foto’s maken in de ‘binnen’ ruimte. Kies een plek in een gebouw waar jij je folly zou willen bouwen, bijvoorbeeld een plek in de school, een ziekenhuis, een zwembad, de sportschool, een kerk of kasteel. Breng de gekozen plek goed in beeld met je fotocamera.
- Maak een overzichtsfoto van de ruimte
- Maak ong. 5 verschillende, duidelijke foto’s van de precieze plek
- Maak foto’s van verschillende interessante details rond die plek
(C) Foto’s maken van vervoerbare objecten.
- Maak ongeveer 10 verschillende, duidelijke foto’s van 10 vervoerbare objecten/follies.
- Beschrijf voor deze 10 verschillende vervoerbare objecten, op welke manier ze verplaatsbaar zijn.
- Maak foto’s van interessante details van die objecten
Tijdens het fotograferen ga je fantaseren over een architectonische toevoeging in de bestaande omgeving of de verplaatsbaarheid van objecten/ follies.
B) Foto’s kopiëren (ABC)
Print de foto’s uit (in grijswaarden).
(AB) Neem een foto van de precieze plek en maak hier 3 kopieën van op A4-formaat, plak ze in je dummy. Kopieer je andere foto’s ook (vergroot en verklein) en bewaar die los.
(C) Print de foto’s van de vervoerbare objecten/ follies uit en plak ze in je dummy. Schrijf onder iedere foto op welke manier dat object verplaatsbaar is.
3) 2D-studies
(AB) Neem de 3 kopieën op A4 formaat, uit opdracht 1B. Maak met behulp van deze kopieën 3 verschillende ideeschetsen voor een folly. Kijk steeds goed en bedenk wat voor architectonische toevoeging je kan doen op de gekozen plek.
> Bijvoorbeeld:
met zwarte stroken papier kan je een nieuwe vorm in de omgeving plakken,
je kan uit tijdschriften knippen en op een collage-achtige manier een nieuwe vorm in je kopietje plakken,
uit je andere foto’s kan je stukjes knippen en die op een andere manier op je kopie plakken,
je kan op je kopie nieuwe vormen schilderen of tekenen.
(C) Maak 3 collages/ ideeschetsen op A4 formaat. Schets drie verschillende vervoerbare follies die alle drie op een andere manier verplaatsbaar zijn.
Denk bij de vormgeving goed na over de verplaatsbare functie. Maak je gebruik van wielen, rupsbanden, waterkracht, licht gewicht, drijvende kracht, vleugels, inklapbaarheid, opvouwbaarheid?
Gebruik de 10 gefotografeerde objecten uit opdracht 1B in je ideeschetsen.
Vaktheorie
Opdracht 1
Maak de opdrachten bij Zienswijze Architectuur. Deze kun je achter Zienswijze Architectuur vinden.
Opdracht 2
Zoek informatie op internet over het postmodernisme in de architectuur.
Maak er een samenvatting van op ± twee A4-tjes.
Laat de volgende punten aan bod komen:
· Wanneer en waar ontstaan?
· Uitgangspunten van het postmodernisme
· Waar is het een reactie op
· Wat zijn de stijlkenmerken
· Noem enkele belangrijke architecten met hun gebouwen en ideeën
Lesinhoud: Opdracht 2
2) 3D-studies architraaf- en gewelfbouw (± 10 x10 x 10 cm) (ABC)
Bestudeer de zienswijze architectuur.
- Maak van hout een ruimtelijk model van architraafbouw. Neem twee latten als zuilen. Pas een houtverbinding toe en bevestig het op een plaatje multiplex.
- Maak van dik ijzerdraad een model van gewelfbouw op een plaatje multiplex. Maak je constructie dicht met gipsverband, vloeipapier, cellofaan of papier-maché.
Huiswerkopdracht
Opdracht 4
4) 2D-studies met associatie/vervreemding.
(AB) Je folly moet een relatie hebben met de omgeving. Ook moet het een vervreemdend effect hebben in de omgeving. Om daar over na te denken, doe je deze opdracht.
- Zoek ongeveer 5 afbeeldingen van dingen die te maken kunnen hebben met jouw plek. Bijvoorbeeld een vogelhuis, wijnfles, auto, kerktoren, straatkrant, winkelwagen, gehaaste mensen, zonnende mensen, zittende mensen, liggende mensen, zwemmende mensen, zwerver, vrachtschip, koe, geranium, glas-in-loodraam enzovoorts.
- Gebruik deze afbeeldingen als inspiratie voor verschillende follies voor jouw omgeving. Maak hiermee 2 (of meer) ideeschetsen in je dummy.
(C) Je folly moet een vervreemdend effect hebben. Om daar over na te denken, doe je deze opdracht.
- Zoek ongeveer 5 afbeeldingen met vervreemdende elementen daarin.
- Gebruik deze afbeeldingen als inspiratie voor jouw verschillende follies. Maak hiermee 2 (of meer) ideeschetsen in je dummy.
Architraafbouw
Er is sprake van architraafbouw als dragende, horizontale elementen (architraven) door verticale elementen (muren, balken of zuilen) gedragen worden.
Het meest eenvoudige constructieprincipe bestaat, tot aan het begin van onze jaartelling, uit de toepassing van "een balk op twee steunpunten". In verband met benodigde stabiliteit kan deze constructie slechts bestaan als de steunpunten naast verticale krachten ook horizontale krachten kunnen opnemen. Men verkreeg dit door de steunpunten te voorzien van een voetverbreding. Horizontale zijdelingse krachten kunnen o.a. worden veroorzaakt door wind en aardbevingen.
Naarmate de organisatietechniek beter werd konden de constructies ontzagwekkende afmetingen aannemen. Doch van een verdergaande constructief-technische ontwikkeling was echter geen sprake.
Ook de Grieken pasten bij hun bouwwerken slechts het principe van de "balk op twee steunpunten" toe.
Door de architraafbouw bleef men beperkt in de mogelijkheid om werkelijk grote ruimten te overspannen. Het is n.l. niet mogelijk om de schaal van de overspanningconstructie onbeperkt te vergroten.
Ieder constructiesysteem heeft bij een bepaalde materiaalkeuze een zekere maximum overspanning, waarboven de constructie niet kan bestaan.
De Grieks tempels zijn voorbeelden van architraafbouw. De architraaf is een stenen balk (dwarsbalk) die rust op zuilen. De architraaf draagt de overkapping; de zuilen leiden de druk naar beneden. Hierdoor konden al wat grotere binnenruimten overkapt worden, maar daar waren nog wel veel zuilen en dikke muren voor nodig.
Gewelfbouw
De skeletbouw
Bij de skeletbouw wordt het gebouw niet langer gedragen door muren, maar door een geraamte van hout, steen of ijzer. De muren dienen alleen nog als een afscheiding of kunnen vervangen worden door ramen.
Het bekendste voorbeeld van stenen skeletbouw zijn de gotische kathedralen. Door het gebruik van bogen ontstaan overkappingen (gewelven), waardoor grote binnenruimten overkapt kunnen worden. Deze gewelven die in gotische kerken en kathedralen werden toegepast, heten kruisribgewelven. De ribben leiden de druk zijwaarts naar de pijlers, die de druk langs de muren naar beneden geleiden. De druk is echter zo groot, dat de pijlers en muren van buitenaf gestut moeten worden door luchtbogen en steunberen.
De Romeinse architecten maakten vaak gebruik van de rondboog en tongewelf (afbeelding 4-4a). De Boog van Titus in Rome is een ander voorbeeld. Op afbeelding 4-6 zien we de triomfboog, die is gemaakt ter ere van de overwinning van keizer Titus op Jeruzalem in het jaar 70. De keizer reed hier met zijn gevolg onder door tijdens een processie ter ere van de overwinning. De gebeurtenis zelf staat ook afgebeeld op de reliëfs van de boog. Om een vierkante ruimte te overbruggen maakten de Romeinen gebruik van een kruisgewelf. Zie afbeelding 4-4b. Dit type kruisgewelf zou in de middeleeuwen gebruikt worden voor het bouwen van kerken. Een rond gebouw werd overspannen met een koepel. Dit is een type gewelf dat we bij de Grieken niet terugvinden. Het is typisch Romeins. Het Pantheon in Rome is een mooi voorbeeld van de mogelijkheden van de combinatie beton en koepel.
Opdracht 2 - 3D-studies architraaf- en gewelfbouw (± 10 x10 x 10 cm) (ABC)
Bestudeer de zienswijze architectuur.
• - Maak van hout een ruimtelijk model van architraafbouw. Neem twee latten als zuilen. Pas een houtverbinding toe en bevestig het op een plaatje multiplex.
• - Maak van dik ijzerdraad een model van gewelfbouw op een plaatje multiplex. Maak je constructie dicht met gipsverband, vloeipapier, cellofaan of papier-maché.
• Bijlage 1 – Houtverbindingen
• Bijlage 2 – Boogvormen
• Bijlage 3 – Gewelven: kruisgewelf, kruisribgewelf, netgewelf, stergewelf, tongewelf, waaiergewelf
Opdracht 2 - 3D-studies architraaf- en gewelfbouw (± 10 x10 x 10 cm) (ABC)
Opdracht 2 - 3D-studies architraaf- en gewelfbouw (± 10 x10 x 10 cm) (ABC)
Bestudeer de zienswijze architectuur.
•- Maak van hout een ruimtelijk model van architraafbouw. Neem twee latten als zuilen. Pas een houtverbinding toe en bevestig het op een plaatje multiplex.
•- Maak van dik ijzerdraad een model van gewelfbouw op een plaatje multiplex. Maak je constructie dicht met gipsverband, vloeipapier, cellofaan of papier-maché.
•Bijlage 1 – Houtverbindingen
•Bijlage 2 – Boogvormen
•Bijlage 3 – Gewelven: kruisgewelf, kruisribgewelf, netgewelf, stergewelf, tongewelf, waaiergewelf
Tentamevoorbereiding: Aantekeningen + controleopdrachten Renaissance
Vroeg Renaissance – Florence – 15de eeuw
Hoog- en Laat Renaissance – Rome – 16de eeuw
de Renaissance (wedergeboorte) is een periode waarin de letteren, kunst en wetenschappen tot grote bloei
kwamen. De ontwikkeling begon in Italië in de late 14e eeuw, maar breidde zich snel uit over Europa.
De mens is het middelpunt, niet meer de kerk, zoals in de Middeleeuwen
De kunst is rustig, evenwichtig, symmetrisch en laat ideale verhoudingen zien
Grotere suggestie van ruimte: in het platte vlak door middel van perspectiefleer, en in de beeldhouwkunst door zeer
plastisch te werken.
In de 16de eeuw is in heel West-Europa sprake van Renaissance. Dit is het gevolg van o.a.:
o de druktechniek
o reproductie van kunstwerken
o verspreiding van voorbeeldboeken voor o.a. architectuur en versieringen.
o reizen van kunstenaars naar Italië
Aan het ontstaan van de Renaissance hebben een groot aantal factoren meegewerkt:
- meer zelfbewustzijn bij de mens
- opkomst van het Humanisme
- de religieuze eenheid wordt doorbroken: Reformatie
- opkomst van natuurwetenschappelijk onderzoek (universiteiten)
geldeconomie gaat ruilhandel overheersen
- ridderstand verliest macht en aanzien
- de burger neemt een steeds belangrijker plaats in in het maatschappelijk leven
- herontdekking van de schoonheid van de natuur en het menselijk lichaam.
- opkomst van staten en landsgrenzen
kenmerken van de Renaissance
- kunst werd geïnspireerd door
o de laatklassieke periode (Griekse kunst)
o Vroegchristelijke en Byzantijnse kunst
- voorliefde voor harmonie en maatgevoel
o proportieleer
o gulden snede
o menselijke maat wordt de maat van alle dingen
o symmetrie
- verovering van de derde dimensie
o lineair perspectief (Italië)
o atmosferisch perspectief en olieverf technieken (ten Noorden van de Alpen)
o volplastisch beeldhouwwerk
- naturalisme in schilder- en beeldhouwkunst
o de mens en natuur als inspiratiebron
- de kunstenaar treedt uit de anonimiteit
o universeel kunstenaar (Homo Universale)
- ontwikkeling van profane naast kerkelijke kunst
vraag 1: Tempietto - noem de overeenkomsten met
de bouwwijze van een Griekse tempel:
bouwkunst
o streven naar evenwichtige verhoudingen tussen hoogte, breedte en diepte van een bouwwerk n.a.v.
geschriften van Vitruvius. Toepassing van modulen. Gulden snede.
o bundelpijler wordt vervangen door zuilen en pilasters naar antieke voorbeelden
o de zuilen worden vaak afgedekt door rondbogen (Vroegchristelijk)
o voorkeur voor compacte bouwvolumes – eenvoudig herkenbare vormen (cilinder, kubus en halve bol)
Muren zijn dragend en afsluitend. Centraalbouw
o omlijsting van vensters, deuren en muurnissen door een fronton.
o vlakke cassetteplafonds, doorlopende tongewelven of koepelruimtes. (koepels met dubbele ‘schil’)
o triomfboogmotief toegepast in portalen
o de zuilenorden Dorisch, Ionisch en Corinthisch worden door elkaar toegepast
o afsluiting van de gevel door een ver uitstekende, zwaar geprofileerde kroonlijst, waardoor het dak
nauwelijks zichtbaar is.
o naast kerkelijke bouwkunst: stadspaleizen (palazzi) en landvilla’s
o opdrachtgevers: kerk, gilden, patriciërs (=voorname, niet-adellijke personen) en kooplieden.
beeldhouwkunst
- ontwikkelde zich als een zelfstandige kunstuiting
- streven naar een juiste (niet: ideale) weergave van de menselijke figuur, naar levend model. Anatomieleer.
- vol-plastisch en vrijstaand beeldhouwwerk met grote uitdrukkingskracht
o bijbelse figuren en voorstellingen
o mythologische figuren en scènes
o allegorieën
- portretbusten, ruiterstandbeelden, grafmonumenten, fonteinen
- materialen: vooral marmer, brons, terracotta
- opdrachtgevers: kerk, gilden, patriciërs en handelslieden.
beeldhouwkunst ten Noorden van de Alpen
- sterk realisme en expressionisme
- veel houtsnijwerk: altaren, altaarstukken
- polychromie
- tot in de 16de eeuw meer Gotische dan Renaissance elementen
vraag 2: Noem drie kenmerken van renaissancebeeldhouwkunst, die
in het beeld “David” van Michelangelo tot uiting komen.
schilderkunst
- ontwikkelde zich als zelfstandige kunstuiting
- Bijbelse taferelen, mythologische scènes,
portretten, allegorieën
- ontwikkeling van het lineair perspectief:
o verkortingen
o ruimtewerking
- plastische, natuurgetrouwe vormgeving
o temperapanelen
o olieverfpanelen
o fresco muurschildering
o secco muurschildering
- weergave van de natuurlijke lichtval:
o sfumato (met vervloeiende omtrekken)
o clair obscur (sterk licht-donker contrast)
- sober kleurgebruik
- ontwikkeling van de boekdrukkunst:
houtgravure, kopergravure
- naast de kerk ook wereldlijke opdrachtgevers
(gilden, patriciërs en handelslieden)
allegorie = symbolische voorstelling van een idee of abstract begrip
vraag 3: De ‘geboorte van Venus’ van Botticelli toont het renaissancistisch schoonheidsideaal.
De westenwind Zephyr, omstrengeld met zijn geliefde (de nimpf Chloris) blaast Venus naar de kust. De Godin
van de Lente staat haar op te wachten.
· Botticelli’s stijl zou je decoratief kunnen noemen. Geef twee argumenten voor deze uitspraak.
vraag 4: Leg uit dat er in dit schilderij sprake is van een allegorie.
In 1525 verscheen een handboek dat Dürer speciaal voor kunstenaars schreef. Enkele pagina's gaan over perspectief, dat door
Dürer eenvoudigweg 'durchsehen' (doorzicht) wordt genoemd. Hij geeft een beschrijving van hulpmiddelen bij het tekenen in
perspectief. Dürer illustreert zijn methoden met houtsneden.
Op de houtsnede 'De tekenaar van de liggende vrouw' kijkt de tekenaar door een vizier naar zijn model. Tussen hen in is een
raam aangebracht dat in gelijke vakken is verdeeld. De kunstenaar brengt datgene wat hij hier ziet over op een blad dat voorzien
is van vakjes die corresponderen met die op het raam.
zie ook: http://www.digischool.nl/ckv2/video/vermeerdurer6.wmv
vraag 5: Bij het streven de werkelijkheid zo nauwkeurig mogelijk weer te geven hebben kunstenaars altijd
hulpmiddelen gebruikt. Bekijk de houtsnede van Albrecht Dürer.
· Leg uit waarom zowel de voorstelling als de vormgeving kenmerkend zijn voor de Renaissance.
De gulden snede werd door kunstenaars veel gebruikt. Het werd gezien als harmonische verhouding.
Men spreekt van een gulden snede als een afstand zodanig in twee ongelijke delen wordt verdeeld dat de
verhouding van het kleinste tot het grootste deel dezelfde is als de verhouding van het grootste deel tot het
geheel:
34
13 21
Voor bovenstaand voorbeeld geldt 13 : 21 = 21 : 34 = circa 0,618.
De verhouding volgens de gulden snede is ook aanwezig in de zogenaamde getallenreeks van Fibonacci,
waarin elk nieuw getal de som is van de twee voorafgaande getallen.
2 : 3 : 5 : 8 : 13 : 21 : 34 : 55 : 89 : (2+3=5 / 3+5=8 / 5+8=13 etc.)
Naarmate de getallen groter zijn wordt de verhouding 0,618 steeds nauwkeuriger bereikt.
Anders gezegd: je hebt een lijn AB. Je kunt op deze lijn een punt P nemen, zodat
AP : PB = PB : AB.
A P B
Wanneer je een lijn van bv 100 cm verdeelt in twee stukken, waarvan de kleinste 38,2 cm is en de
grootste 61,8 cm dan is de verhouding tussen het kleine stuk en het grote stuk dezelfde als de
verhouding tussen het grote stuk en de totale lijn, namelijk 0,618 : 1.
Deze phi verhouding ( , spreek uit: fi ) noemt men de Gulden Snede.
De Gulden snede phi is vernoemd naar Phidias (490-430 vC) die beschouwd wordt als de grootste Griekse
beeldhouwer. De verhouding van de Gulden Snede komt veel voor in zijn werk.
Maniërisme – Italië, Frankrijk, Duitsland en de Nederlanden – 16de eeuw
Het maniërisme ontstond ± 1520 te Rome. Door de Pestepidemie (1522) ontvluchtten veel kunstenaars de stad.
Hierdoor vond een snelle verspreiding van de stijl plaats naar Florence, Napels en uiteindelijk Frankrijk. Ook via
voorbeeldboeken leerde men in de Nederlanden en Duitsland de stijl kennen. In de kunstgeschiedenis is het
maniërisme lang een verguisde kunststijl geweest, pas na 1920 ontstaat een herwaardering.
bouwkunst
- vooral toegepast in Italië
- de gevel heeft vaak een andere opbouw dan
het achterliggende gebouw
- aanleg van (mysterieuze) schelpengrotten bij
paleizen in Italië en Frankrijk
beeldhouwkunst
- ingewikkelde composities en houdingen van
mens- en dierfiguren (figura serpentinata)
- verfijnde afwerking
- pikante voorstellingen, naaktfiguren
schilderkunst
- bewegelijke, onrustige en ingewikkelde
composities
- voorliefde voor dramatiek
- lang gerekte figuren in vaak onnatuurlijke
houdingen
- typisch kleurgebruik: bleekrose, oranje, groen
en zeeblauw
- in Italië veel religieuze onderwerpen
- in de Noordelijke Nederlanden: mythologische
voorstellingen
- naaktfiguren
- opdrachtgevers: kerk, adel en burgers
vraag 6: Geef een omschrijving bij de volgende begrippen:
- Homo Universale. Noem twee voorbeelden.
- Reformatie
- Humanisme. Noem een voorbeeld van een humanist.
- Maniërisme
- Module
- Gulden snede
Hoog- en Laat Renaissance – Rome – 16de eeuw
de Renaissance (wedergeboorte) is een periode waarin de letteren, kunst en wetenschappen tot grote bloei
kwamen. De ontwikkeling begon in Italië in de late 14e eeuw, maar breidde zich snel uit over Europa.
De mens is het middelpunt, niet meer de kerk, zoals in de Middeleeuwen
De kunst is rustig, evenwichtig, symmetrisch en laat ideale verhoudingen zien
Grotere suggestie van ruimte: in het platte vlak door middel van perspectiefleer, en in de beeldhouwkunst door zeer
plastisch te werken.
In de 16de eeuw is in heel West-Europa sprake van Renaissance. Dit is het gevolg van o.a.:
o de druktechniek
o reproductie van kunstwerken
o verspreiding van voorbeeldboeken voor o.a. architectuur en versieringen.
o reizen van kunstenaars naar Italië
Aan het ontstaan van de Renaissance hebben een groot aantal factoren meegewerkt:
- meer zelfbewustzijn bij de mens
- opkomst van het Humanisme
- de religieuze eenheid wordt doorbroken: Reformatie
- opkomst van natuurwetenschappelijk onderzoek (universiteiten)
geldeconomie gaat ruilhandel overheersen
- ridderstand verliest macht en aanzien
- de burger neemt een steeds belangrijker plaats in in het maatschappelijk leven
- herontdekking van de schoonheid van de natuur en het menselijk lichaam.
- opkomst van staten en landsgrenzen
kenmerken van de Renaissance
- kunst werd geïnspireerd door
o de laatklassieke periode (Griekse kunst)
o Vroegchristelijke en Byzantijnse kunst
- voorliefde voor harmonie en maatgevoel
o proportieleer
o gulden snede
o menselijke maat wordt de maat van alle dingen
o symmetrie
- verovering van de derde dimensie
o lineair perspectief (Italië)
o atmosferisch perspectief en olieverf technieken (ten Noorden van de Alpen)
o volplastisch beeldhouwwerk
- naturalisme in schilder- en beeldhouwkunst
o de mens en natuur als inspiratiebron
- de kunstenaar treedt uit de anonimiteit
o universeel kunstenaar (Homo Universale)
- ontwikkeling van profane naast kerkelijke kunst
vraag 1: Tempietto - noem de overeenkomsten met
de bouwwijze van een Griekse tempel:
bouwkunst
o streven naar evenwichtige verhoudingen tussen hoogte, breedte en diepte van een bouwwerk n.a.v.
geschriften van Vitruvius. Toepassing van modulen. Gulden snede.
o bundelpijler wordt vervangen door zuilen en pilasters naar antieke voorbeelden
o de zuilen worden vaak afgedekt door rondbogen (Vroegchristelijk)
o voorkeur voor compacte bouwvolumes – eenvoudig herkenbare vormen (cilinder, kubus en halve bol)
Muren zijn dragend en afsluitend. Centraalbouw
o omlijsting van vensters, deuren en muurnissen door een fronton.
o vlakke cassetteplafonds, doorlopende tongewelven of koepelruimtes. (koepels met dubbele ‘schil’)
o triomfboogmotief toegepast in portalen
o de zuilenorden Dorisch, Ionisch en Corinthisch worden door elkaar toegepast
o afsluiting van de gevel door een ver uitstekende, zwaar geprofileerde kroonlijst, waardoor het dak
nauwelijks zichtbaar is.
o naast kerkelijke bouwkunst: stadspaleizen (palazzi) en landvilla’s
o opdrachtgevers: kerk, gilden, patriciërs (=voorname, niet-adellijke personen) en kooplieden.
beeldhouwkunst
- ontwikkelde zich als een zelfstandige kunstuiting
- streven naar een juiste (niet: ideale) weergave van de menselijke figuur, naar levend model. Anatomieleer.
- vol-plastisch en vrijstaand beeldhouwwerk met grote uitdrukkingskracht
o bijbelse figuren en voorstellingen
o mythologische figuren en scènes
o allegorieën
- portretbusten, ruiterstandbeelden, grafmonumenten, fonteinen
- materialen: vooral marmer, brons, terracotta
- opdrachtgevers: kerk, gilden, patriciërs en handelslieden.
beeldhouwkunst ten Noorden van de Alpen
- sterk realisme en expressionisme
- veel houtsnijwerk: altaren, altaarstukken
- polychromie
- tot in de 16de eeuw meer Gotische dan Renaissance elementen
vraag 2: Noem drie kenmerken van renaissancebeeldhouwkunst, die
in het beeld “David” van Michelangelo tot uiting komen.
schilderkunst
- ontwikkelde zich als zelfstandige kunstuiting
- Bijbelse taferelen, mythologische scènes,
portretten, allegorieën
- ontwikkeling van het lineair perspectief:
o verkortingen
o ruimtewerking
- plastische, natuurgetrouwe vormgeving
o temperapanelen
o olieverfpanelen
o fresco muurschildering
o secco muurschildering
- weergave van de natuurlijke lichtval:
o sfumato (met vervloeiende omtrekken)
o clair obscur (sterk licht-donker contrast)
- sober kleurgebruik
- ontwikkeling van de boekdrukkunst:
houtgravure, kopergravure
- naast de kerk ook wereldlijke opdrachtgevers
(gilden, patriciërs en handelslieden)
allegorie = symbolische voorstelling van een idee of abstract begrip
vraag 3: De ‘geboorte van Venus’ van Botticelli toont het renaissancistisch schoonheidsideaal.
De westenwind Zephyr, omstrengeld met zijn geliefde (de nimpf Chloris) blaast Venus naar de kust. De Godin
van de Lente staat haar op te wachten.
· Botticelli’s stijl zou je decoratief kunnen noemen. Geef twee argumenten voor deze uitspraak.
vraag 4: Leg uit dat er in dit schilderij sprake is van een allegorie.
In 1525 verscheen een handboek dat Dürer speciaal voor kunstenaars schreef. Enkele pagina's gaan over perspectief, dat door
Dürer eenvoudigweg 'durchsehen' (doorzicht) wordt genoemd. Hij geeft een beschrijving van hulpmiddelen bij het tekenen in
perspectief. Dürer illustreert zijn methoden met houtsneden.
Op de houtsnede 'De tekenaar van de liggende vrouw' kijkt de tekenaar door een vizier naar zijn model. Tussen hen in is een
raam aangebracht dat in gelijke vakken is verdeeld. De kunstenaar brengt datgene wat hij hier ziet over op een blad dat voorzien
is van vakjes die corresponderen met die op het raam.
zie ook: http://www.digischool.nl/ckv2/video/vermeerdurer6.wmv
vraag 5: Bij het streven de werkelijkheid zo nauwkeurig mogelijk weer te geven hebben kunstenaars altijd
hulpmiddelen gebruikt. Bekijk de houtsnede van Albrecht Dürer.
· Leg uit waarom zowel de voorstelling als de vormgeving kenmerkend zijn voor de Renaissance.
De gulden snede werd door kunstenaars veel gebruikt. Het werd gezien als harmonische verhouding.
Men spreekt van een gulden snede als een afstand zodanig in twee ongelijke delen wordt verdeeld dat de
verhouding van het kleinste tot het grootste deel dezelfde is als de verhouding van het grootste deel tot het
geheel:
34
13 21
Voor bovenstaand voorbeeld geldt 13 : 21 = 21 : 34 = circa 0,618.
De verhouding volgens de gulden snede is ook aanwezig in de zogenaamde getallenreeks van Fibonacci,
waarin elk nieuw getal de som is van de twee voorafgaande getallen.
2 : 3 : 5 : 8 : 13 : 21 : 34 : 55 : 89 : (2+3=5 / 3+5=8 / 5+8=13 etc.)
Naarmate de getallen groter zijn wordt de verhouding 0,618 steeds nauwkeuriger bereikt.
Anders gezegd: je hebt een lijn AB. Je kunt op deze lijn een punt P nemen, zodat
AP : PB = PB : AB.
A P B
Wanneer je een lijn van bv 100 cm verdeelt in twee stukken, waarvan de kleinste 38,2 cm is en de
grootste 61,8 cm dan is de verhouding tussen het kleine stuk en het grote stuk dezelfde als de
verhouding tussen het grote stuk en de totale lijn, namelijk 0,618 : 1.
Deze phi verhouding ( , spreek uit: fi ) noemt men de Gulden Snede.
De Gulden snede phi is vernoemd naar Phidias (490-430 vC) die beschouwd wordt als de grootste Griekse
beeldhouwer. De verhouding van de Gulden Snede komt veel voor in zijn werk.
Maniërisme – Italië, Frankrijk, Duitsland en de Nederlanden – 16de eeuw
Het maniërisme ontstond ± 1520 te Rome. Door de Pestepidemie (1522) ontvluchtten veel kunstenaars de stad.
Hierdoor vond een snelle verspreiding van de stijl plaats naar Florence, Napels en uiteindelijk Frankrijk. Ook via
voorbeeldboeken leerde men in de Nederlanden en Duitsland de stijl kennen. In de kunstgeschiedenis is het
maniërisme lang een verguisde kunststijl geweest, pas na 1920 ontstaat een herwaardering.
bouwkunst
- vooral toegepast in Italië
- de gevel heeft vaak een andere opbouw dan
het achterliggende gebouw
- aanleg van (mysterieuze) schelpengrotten bij
paleizen in Italië en Frankrijk
beeldhouwkunst
- ingewikkelde composities en houdingen van
mens- en dierfiguren (figura serpentinata)
- verfijnde afwerking
- pikante voorstellingen, naaktfiguren
schilderkunst
- bewegelijke, onrustige en ingewikkelde
composities
- voorliefde voor dramatiek
- lang gerekte figuren in vaak onnatuurlijke
houdingen
- typisch kleurgebruik: bleekrose, oranje, groen
en zeeblauw
- in Italië veel religieuze onderwerpen
- in de Noordelijke Nederlanden: mythologische
voorstellingen
- naaktfiguren
- opdrachtgevers: kerk, adel en burgers
vraag 6: Geef een omschrijving bij de volgende begrippen:
- Homo Universale. Noem twee voorbeelden.
- Reformatie
- Humanisme. Noem een voorbeeld van een humanist.
- Maniërisme
- Module
- Gulden snede
Abonneren op:
Posts (Atom)