woensdag 29 december 2010

Kerstfeest Boni









Vrijdag 17 december 2010 Kerstviering georganiseerd door de examenklassen op het St. Bonifatius College.
Het programma zag er als volgt uit
Opening
1. Het woord is aan de rector
2. Maurits, Roos en David: Annie You Save me
3. Kerstwens van Uschi van der Mars
4. Frank en Henni: Ave Maria
5. Bonissimo: Bless de Lord
6. Marlies Nafzger: Het kerstevangelie
7. Bonissimo: Stille nacht, heilige nacht
8. Wouter, Floor en Roos: Warwick avenua
9. Boniactie
10. Stilte voor de maaltijd.
11. Maaltijd
12. Wouter, Tobias, Floortje, Roos: Where the wild roses grow
13. Albert en Jeroen: O come, o come Emanuel
13. Albert en Jeroen: Guus Meeuwvis en Fazant: De ezel.


Korte reflectie.
Het was erg leuk om te zien hoe actief sommige leerlingen waren. In het bijzonder die leerlingen die ik ook les heb gegeven en die zich tijdens de les vaak ongeïntresseerd opstellen. Heel mooi om te zien hoe vol vuur ze nu waren.
Heel mooi om te zien wat een muziekaal talent er in docenten en leerlingen zit.

Persoonlijk vond ik het ook heel boeiend om te zien op welke wijze de Rooms Katholieke tradie en religieuze achtergrond vorm kreeg tijdens een viering als kerstfeest.
Opvallend dat naast een diep inhoudelijke bijbel lezing er ook veel werd verteld over roomse tradities en vormen en de hedendaagse manier van kerst vieren.
Leerlingen krijgen als het ware les over roomse tradities en op welke manier de roomse mensen het kerstfeest vanuit de geschiedenis tot op de dag van vandaag vieren.
Er wordt duidelijk een christelijke visie doorgegeven. Mooi om mee te maken.

Verder viel het mij op dat leerlingen het heel erg moeilijk vinden om stil te zijn. Aan het begin van de viering werd uitdrukkelijk gevraagt of de leerlingen stil wilden zijn en blijven en of ze niet wilde applaudiseren. Dit bleek erg moeilijk. Er was geen absolute stilte en er werd af en toe wel geapplaudiseerd. Later vertelde een collega dat leerlingen vandaag de dag niet gewend zijn aan lang stil zitten. Dat was merkbaar.

Ik vond het erg fijn om bij deze viering aanwezig te zijn. Je ziet en spreekt collega´s en leerlingen in een ander verband en dat is leuk. De sfeer was ook erg goed. Ik heb genoten van de muziek, de sfeer, de gezellige collega´s en de mooie jonge talenten!

zaterdag 4 december 2010

Observatie-items01-12-'10

Observatie 5e uur Paul Budel

Paul ziet/ leest een reactie van afschuw in een gezicht van een leerling en vraagt wat er is/ waarom dat is.

Er gebeuren bijzondere dingen op het moment dat je met je rug naar een deel van de klas staat. Leerlingen gaan rond rennen, zwaardgevechten houden met linealen, met potloden in elkaars net schrijven en kletsen.

Sociaal contact
Welke ruimte heeft sociaal contact binnen de beeldend vakken?
Het vak licht dicht bij jezelf en roept veel gesprekken op.
Het vak geeft soms een klein beetje binnenkant van iemand bloot.
Ook dat kunst een vorm van ontspannen is voor veel leerlingen blijkt in de praktijk. Eindelijk een vak waar je met je handen bezig bent. Waar er ruimte is voor ontspannen, even kletsen...
Aan de andere kant gaat het in het beeldende vak vaak om uiterste concentratie. Een prachtig spanningsveld dus.

Persoonlijk contact met leerlingen. Ik zie dat Paul leerlingen duidelijk aankijkt als hij met ze praat. Ook merk ik op dat hij interesse toont voor persoonlijke talenten/ passies van leerlingen. Een leerling zegt dat ze op een koor zit. Paul vraagt door en geeft compliment.

donderdag 2 december 2010

Stage-terug-kom-middag HKU 02-12-'10

Verslag stage- terug- kom- middag HKU 02-12-‘10

Aandachtspunten

Te hoge werkdruk
Verschillende oorzaken. Druk vanuit HKU en stageschool. Voorbereiding van lessen KUA kost veel tijd. Het blijkt erg moeilijk te selecteren wat belangrijk is om te weten en wat niet om een goede les te kunnen geven.

Tip1: Leerlingen kunnen heel veel zelf. Je hoeft niet alle informatie te vertellen. Laat ze zelf onderzoeken/ graven door de leerstof.
Tip 2: Denk aan jezelf, niemand anders zal dat voor je doen.
Tip 3: Verwacht niet dat je alle stof kan beheersen. Geef les vanuit één exemplarisch voorbeeld. Aan de hand van dat voorbeeld kun je veel andere voorbeelden aanstippen.
Tip 4: Maak gebruik van materiaal dat er al is. Gebruik oude schoolexamens. Ze zijn simpel te vinden op havovwo.nl en het scheelt veel tijd als je niet zelf hoeft na te denken over het stellen van een goede vraag.

Er bleek op veel stagescholen onduidelijkheid over het aantal uren dat we als stagiaires aanwezig zijn. Sylvia heeft een email getypt aan de stagementoren over deze kwestie.

Angst voor stilte
Veel mensen kunnen slecht omgaan met stiltemomenten in de les. Bijvoorbeeld als je leerlingen een vraag stelt en ze geven geen antwoord.
Tip: Denk aan de positie van de leerling. Wat zou jij doen als je geconfronteerd werd met deze vragen door een onbekend persoon?
Stilte kan positief zijn. Denktijd is niet verkeerd.
Als leerlingen niet in woorden antwoord geven, laat ze dan op een andere manier zelfstanding onderzoek doen.
Probeer te voorkomen dat leerlingen lui achterover hangen. Activeer leerlingen.

Fysieke aanwezigheid
Als jij fysiek weinig ruimte inneemt nemen de leerlingen deze ruimte in. Als jij fysiek meer ruimte neemt, nemen de leerlingen automatisch minder ruimte.

Experimenteer met je fysieke ruimte binnen je klaslokaal.

Gemaakte afspraken

- 4, 5 & 6 januari: ZKB verplicht seminar HKU
- 10 januari: 13.30 – 14.20: stagebezoek Kim Ravers
- 1 februari: 16.30 – 18.00: Stage- terug- kom- middag HKU
- 3 maart: 16.30 – 18.00: Stage- terug- kom- middag HKU

- 16 Maart: STAGEDAG (voor studenten & stagementoren) tentoonstelling en workshops.
14.00 – 18.00 (workshops)
18.00 – 19.00 (maaltijd)
19.00 – 21.00 (stagetentoonstelling avondprogramma)

FOLLY 5VWO PO2 ckv3 november 2010

MAAK EEN KEUZE VOOR EEN VAN DE VOLGENDE MOGELIJKHEDEN
Ontwerp en vervaardig een maquette van een folly...
A Op een zelfgekozen plek in de omgeving van school.
OF
B Op een zelfgekozen plek in een binnenruimte.
OF
C Die verplaatsbaar is.

Bij deze opdracht ga je onderzoek doen naar architectuur, historische stijlen en eigentijdse architectuur (vaktheorie). Dit onderzoek dient ter inspiratie van je folly-opdracht.

In de opdracht komen 3 belangrijke aspecten aan bod:
• Plaats of verplaatsbaarheid
De folly moet een relatie hebben met de omgeving. Het kan zijn dat de folly geïnspireerd is op de omgeving, voortborduurt op de, een contrastrijke toevoeging is in de omgeving enz...
Of de folly heeft geen vaste plaats maar is juist zo gebouwd dat hij verplaatsbaar is!
• Fantasie functie
Bedenk voor je folly een ‘fantasie functie’. Een plek om te dagdromen. Een plek om je gedachten te ordenen, tot rust te komen, (ruimte) reizen te maken, enzovoort.
• Vervreemding
De folly moet een vervreemdende werking hebben in zijn omgeving, bijvoorbeeld associaties oproepen van vervlogen tijden, een visionaire blik bieden op de toekomst of een ander onverwacht effect oproepen.

Rob Voerman - Real Estate 2006 en Tarnung # 3 - 2009

CRITERIA ABC
• Je gebouw moet functieloos zijn, maar je moet wel laten zien welke bedoeling je ermee hebt (bijvoorbeeld een plek om te dromen, genieten van een uitzicht, relaxen, of je wilt er iets mee laten zien)
• De technieken en materialen moeten op een geëigende manier in je vormgeving zijn toegepast
• Het ontwerp wordt op schaal uitgevoerd: je eindwerkstuk is een maquette

CRITERIA A
• De vormgeving van het ontwerp moet een relatie hebben met omgeving
• De vormgeving moet associaties oproepen die ‘vervreemdend’ zijn in de door jou gekozen buitenruimte

CRITERIA B
• De vormgeving van het ontwerp moet een relatie hebben met omgeving
• De vormgeving moet associaties oproepen die ‘vervreemdend’ zijn in de door jou gekozen binnenruimte

CRITERIA C
• Het ontwerp moet zo zijn vormgegeven dat de folly verplaatsbaar is


MATERIAAL
Ontwerpfase: papier, karton, foto’s, klei, ijzerdraad, hout, natuurlijke materialen (zoals takken), kosteloze materialen (zoals een stuk fietsband)
Uitvoeringsfase: hout (latten, rondhout en plaatmateriaal zoals triplex en mdf), ijzerdraad, klei, papier, karton, plastic zoals plexiglas, stof, acrylverf


GEREEDSCHAP
Ontwerpfase: kopieermachine, potloden, schaar, stanleymes, snijplaat, lijm, boetseerspatels
Uitvoeringsfase: zagen, lintzaagmachine, decoupeerzaagmachine, platenroller, tangen enz


VORMASPECTEN
Architectuur - bouwkunst
Functie - bouwkunst is een toegepaste kunstvorm, namelijk kunst met een functie, dit in tegenstelling tot de autonome kunsten
Maat / verhouding - in een bouwwerk streeft men vaak naar harmonie, een evenwichtige verdeling van onderlinge maten, zoals hoogte en breedte. Ook kan de maat juist een aspect van vervreemding zijn
Vervreemding - afwijkend van de waarneembare werkelijkheid, bijvoorbeeld een blauwe koe
Illusie - ruimtesuggestie
Architraaf - dwarsbalk, steunend op zuilen
Skeletbouw - het gewicht van een gebouw wordt gedragen door een geraamte
Stapelbouw - bouwwijze waarbij bouwmaterialen worden opgestapeld tot muren


5 VWO PO2 ckv3 november 2010


Week/ datum Lesinhoud Huiswerk volgende les
Wk 48 Les 1

• Introductie Follies
• Uitleg huiswerk • Opdrachtpapieren lezen
• Opdracht 1
• Opdracht 3
• Vaktheorie 1+2
Wk 49+50 Toetsweek
Wk 51+52 Kerstvakantie
Wk 01 Les 2

• Werken aan opdracht 2
• Uitleg huiswerk • Opdracht 4


Wk 02 Les 3
• Werken aan opdracht 5
• Uitleg huiswerk • Vaktheorie opdracht 3+4
Wk 03 Les 4
• Studieopdrachten afmaken • Opdracht 6
Wk 04 Les 5
• Opdracht 7 • Afmaken opdracht 7
• Opdracht 8
Wk 05 Les 6
• Opdracht 7 afmaken
• Werken aan eindwerkstuk • Vaktheorie opdracht 5
Wk 06 Les 7
• Werken aan eindwerkstuk • Afmaken huiswerkopdrachten
Wk 07 Les 8
• Werken aan eindwerkstuk • Afmaken huiswerkopdrachten
Wk 08 Voorjaarsvakantie
Wk 09 Les 9
• Werken aan eindwerkstuk
Wk 10 Les 10
• Werken aan eindwerkstuk
Wk 11 Les 11
Inrichting expositie
Wk 12
Expositie en beoordeling



Werkwijze 5 VWO PO2 ckv3 november 2010

Ontwerpfase studieopdrachten

1A) Foto’s maken
(A) Foto’s maken in de ‘buiten’ ruimte. Kies een plek onder de open hemel waar jij je folly zou willen bouwen, bijvoorbeeld een plek in een winkelstraat, stukje park of steegje. Breng de gekozen plek goed in beeld met je fotocamera.
- Maak een overzichtsfoto van de omgeving
- Maak ong. 5 verschillende, duidelijke foto’s van de precieze plek
- Maak foto’s van verschillende interessante details rond die plek

(B) Foto’s maken in de ‘binnen’ ruimte. Kies een plek in een gebouw waar jij je folly zou willen bouwen, bijvoorbeeld een plek in de school, een ziekenhuis, een zwembad, de sportschool, een kerk of kasteel. Breng de gekozen plek goed in beeld met je fotocamera.
- Maak een overzichtsfoto van de ruimte
- Maak ong. 5 verschillende, duidelijke foto’s van de precieze plek
- Maak foto’s van verschillende interessante details rond die plek

(C) Foto’s maken van vervoerbare objecten.
- Maak ongeveer 10 verschillende, duidelijke foto’s van 10 vervoerbare objecten/follies.
- Beschrijf voor deze 10 verschillende vervoerbare objecten, op welke manier ze verplaatsbaar zijn.
- Maak foto’s van interessante details van die objecten

Tijdens het fotograferen ga je fantaseren over een architectonische toevoeging in de bestaande omgeving of de verplaatsbaarheid van objecten/ follies.

B) Foto’s kopiëren (ABC)
Print de foto’s uit (in grijswaarden).
(AB) Neem een foto van de precieze plek en maak hier 3 kopieën van op A4-formaat, plak ze in je dummy. Kopieer je andere foto’s ook (vergroot en verklein) en bewaar die los.

(C) Print de foto’s van de vervoerbare objecten/ follies uit en plak ze in je dummy. Schrijf onder iedere foto op welke manier dat object verplaatsbaar is.

2) 3D-studies architraaf- en gewelfbouw (± 10 x10 x 10 cm) (ABC)
Bestudeer de zienswijze architectuur.
- Maak van hout een ruimtelijk model van architraafbouw. Neem twee latten als zuilen. Pas een houtverbinding toe en bevestig het op een plaatje multiplex.
- Maak van dik ijzerdraad een model van gewelfbouw op een plaatje multiplex. Maak je constructie dicht met gipsverband, vloeipapier, cellofaan of papier-maché.

3) 2D-studies
(AB) Neem de 3 kopieën op A4 formaat, uit opdracht 1B. Maak met behulp van deze kopieën 3 verschillende ideeschetsen voor een folly. Kijk steeds goed en bedenk wat voor architectonische toevoeging je kan doen op de gekozen plek.
> Bijvoorbeeld:
met zwarte stroken papier kan je een nieuwe vorm in de omgeving plakken,
je kan uit tijdschriften knippen en op een collage-achtige manier een nieuwe vorm in je kopietje plakken,
uit je andere foto’s kan je stukjes knippen en die op een andere manier op je kopie plakken,
je kan op je kopie nieuwe vormen schilderen of tekenen.

(C) Maak 3 collages/ ideeschetsen op A4 formaat. Schets drie verschillende vervoerbare follies die alle drie op een andere manier verplaatsbaar zijn.
Denk bij de vormgeving goed na over de verplaatsbare functie. Maak je gebruik van wielen, rupsbanden, waterkracht, licht gewicht, drijvende kracht, vleugels, inklapbaarheid, opvouwbaarheid?
Gebruik de 10 gefotografeerde objecten uit opdracht 1B in je ideeschetsen.

4) 2D-studies met associatie/vervreemding.
(AB) Je folly moet een relatie hebben met de omgeving. Ook moet het een vervreemdend effect hebben in de omgeving. Om daar over na te denken, doe je deze opdracht.
- Zoek ongeveer 5 afbeeldingen van dingen die te maken kunnen hebben met jouw plek. Bijvoorbeeld een vogelhuis, wijnfles, auto, kerktoren, straatkrant, winkelwagen, gehaaste mensen, zonnende mensen, zittende mensen, liggende mensen, zwemmende mensen, zwerver, vrachtschip, koe, geranium, glas-in-loodraam enzovoorts.
- Gebruik deze afbeeldingen als inspiratie voor verschillende follies voor jouw omgeving. Maak hiermee 2 (of meer) ideeschetsen in je dummy.

(C) Je folly moet een vervreemdend effect hebben. Om daar over na te denken, doe je deze opdracht.
- Zoek ongeveer 5 afbeeldingen met vervreemdende elementen daarin.
- Gebruik deze afbeeldingen als inspiratie voor jouw verschillende follies. Maak hiermee 2 (of meer) ideeschetsen in je dummy.

Denk aan het ‘dansende’ gebouw van Frank O. Gehry, in Praag.
Hij liet zich inspireren door dansende mensen en water.

5) 3D-studie kleiplaat (± 15 x 15 x 15 cm) (ABC)
Maak van kleiplaat een ruimtelijk model voor een folly. Als uitgangspunt gebruik je de vormen die je bij opdracht 3 en 4 bedacht hebt.


Uitvoeringsfase studieopdrachten

6) Ontwerptekening folly (ABC)
Maak een werktekening voor het eindontwerp van je folly. Teken de omgeving en teken daarin duidelijk de vorm van je folly.
- Verwerk in je ontwerp de aspecten: plaats of verplaatsbaarheid, historie, vervreemding (zie pagina 1) en let op de criteria (zie pagina 2).
- Gebruik als inspiratie de vorige studieopdrachten, de zienswijze architectuur en je vaktheorie.

7) 3D-model eindontwerp (± 30 x 30 x 30 cm)
- Maak een proefmaquette van je eindontwerp. Bouw je folly en een stukje van de plek waar hij staat (bijvoorbeeld tegen een huis, tussen de bomen of langs de weg).
Let op: Karton is handig om rechte vormen te snijden. Als je meer organische vormen wilt hebben, kan je ook andere materialen gebruiken zoals klei of kippengaas. Je mag ook kosteloze materialen gebruiken zoals takken, stenen, stuk fietsband, enzovoort. Neem dit zelf mee. Werk netjes en maak een duidelijk model!
- Eventueel: Om de zeggingskracht van je folly te versterken, kan je een deel van je proefmaquette beschilderen of beplakken met materiaal.

(C) Denk goed na over de verplaatsbaarheid van je folly. Denk bij de vormgeving goed na over de verplaatsbare functie. Maak je gebruik van wielen, rupsbanden, waterkracht, licht gewicht, drijvende kracht, vleugels, inklapbaarheid, opvouwbaarheid?

8) Beschrijving folly
Schrijf een half A4-tje over jouw folly.
Beoordeel je proefmaquette op de criteria die op pagina 2 beschreven staan:
(ABC) - Vertel iets over de bedoeling van jouw ontwerp. Wat wil je ermee? Leg uit waarom het functieloze architectuur is. Waaraan is dat te zien?

(AB) - Beschrijf de relatie van jouw vormgeving met de omgeving. Denk aan materialen, vormen en wat er op die plaats gebeurt.

(C) – Beschrijf de relatie van jouw vormgeving met verplaatsbare functie.

(ABC) - Beschrijf welke associaties je gebouw oproept en wat er gek/vervreemdend aan is.

(ABC) - Beschrijf welke technieken en materialen je wilt gaan gebruiken.

9) Eindwerkstuk
(ABC) Je weet nu welke vorm je folly moet krijgen. Maak je eindmaquette.
- Voer je maquette uit in zelfgekozen materialen. Kies ook een constructiewijze. Pas kleur en textuur toe, zodat je ontwerp helder wordt.

(AB) - Geef bij je presentatie ook duidelijk de omgeving aan.
Bijvoorbeeld door een deel van de omgeving mee te bouwen in de maquette, door foto’s uit te vergroten en achter je folly op te hangen. Of maak een foto van je maquette en plak die in een grote foto van de omgeving (collage of photoshop!).

(C) – Geef bij je presentatie duidelijk aan hoe jou folly te verplaatsen is. Geef een demonstratie/ presenteer een beschrijving van de manier waarop de folly verplaatsbaar is/ laat een filmpje zien waarin jij laat zien hoe je folly verplaatsbaar is.


Inleveren voor de eindexpositie
- Vaktheorie
- Dummy (opdracht 1, 3, 4, 6, 8)
- driedimensionale schetsen (opdracht 2, 5, 7 )
- Eindwerkstuk (opdracht 9)


Zienswijze architectuur 5 VWO PO2 ckv3 november 2006

Folly en architectuur

Bij elke praktijkopdracht hoort 20% vaktheorie.
De vaktheorie kun je zien als een oriëntatie op de opdracht, het is een theoretische verdieping in de beeldende kunst. Je doet onderzoek naar de achtergrond en inhoud van kunstwerken uit en bepaalde stroming of van een bepaalde kunstenaar. De keuze voor een stroming of kunstenaar maak je zelf, vanuit jouw interesse. Het werk kan een inspiratiebron vormen voor jouw werkproces op dat moment. Ook leer je één en ander over de materialen en technieken die en bij de kunstwerken gebruikt zijn.

Opdracht 1

Maak de opdrachten bij Zienswijze Architectuur. Deze kun je achter Zienswijze Architectuur vinden.

Opdracht 2

Zoek informatie op internet over het postmodernisme in de architectuur.
Maak er een samenvatting van op ± twee A4-tjes.
Laat de volgende punten aan bod komen:
• Wanneer en waar ontstaan?
• Uitgangspunten van het postmodernisme
• Waar is het een reactie op
• Wat zijn de stijlkenmerken
• Noem enkele belangrijke architecten met hun gebouwen en ideeën

Opdracht 3

Lees de ‘Zienswijze Follies’ door. Zoek van drie architecten/ kunstenaars uit de ‘Zienswijze Follies’ afbeeldingen en informatie op.
Maak bij elke kunstenaar twee collageachtige A4-tjes met tekst en beeldmateriaal.

Opdracht 4

Zoek over één kunstenaar wat meer informatie en maak een beeldverslag van zijn werk.
(Misschien is er een kunstenaar die jou inspireert bij het werk dat je nu maakt.)
Maak met behulp van het beeldanalyse- schema een uitgebreide analyse van één van de werken.

Opdracht 5

Vergelijk het werk van de architect met je eigen werk/folly. Geef een beschrijving.


Zienswijze folly

Follies in de Romantiek
In de Romantiek bouwden Engelse architecten grote landhuizen volgens de klassieke wetten. Er waren algemene regels voor ‘goede smaak’ en die probeerden zij te handhaven. De landhuizen zagen er strak en glad uit en deden denken aan klassieke Romeinse villa’s.
De eigenaren van deze landhuizen lieten hun tuinen met zorg aanleggen. Men vond dat een tuin of een park de schoonheid van de natuur moest weerspiegelen. In tegenstelling tot de classicistische architectuur, moest zo’n landschapstuin er heel ‘natuurlijk’ uitzien. De tuin moest de indruk geven van een ‘wildernis’, men streefde naar een pittoresk effect. Het waren tuinen met slingerende paden, beekjes, boomgroepen op onregelmatige afstanden, vijvers en op verrassende plaatsen mooie doorkijkjes en uitzichten op de omgeving.

In de landschapstuinen lieten de landeigenaren follies neerzetten.
Deze follies hadden allerlei vormen zoals ruïnes, Griekse tempels, gotische bouwwerken, piramiden, grotten, kluizenaarshutjes, boerderijtjes of Chinese huizen.
Op de afbeelding hiernaast zie je verschillende bouwsels in het landschap.

Engelse tuin met gotische kapel, Egyptische piramide en Chinees paviljoen. Prent uit 1799 ^

De exotische plekken in de Engelse tuinen moesten bij de beschouwer allerlei gevoelens en associaties oproepen. Gasten reden er te paard langs of in rijtuigen of draagstoelen en konden de tuin als een verhalend schilderij bekijken. Een ruïne deed hen bijvoorbeeld denken aan vergankelijkheid. Het deed hen beseffen dat alles, ook hun eigen rijkdom, tijdelijk is. Tegelijk waren ruïnes interessant omdat ze een schilderachtige soort schoonheid lieten zien: aangetast, ruw, met brokkelige randen. Het veroorzaakte ook een gevoel van bevrijding van de strakke regels waarmee de villa’s waren vormgegeven.
De nagebouwde Griekse tempeltjes waren wel volgens universele regels gebouwd, maar in dezelfde tuinen kwam de bezoeker ook spontane, alledaagse gebouwtjes tegen, zoals boerenschuren en hutjes, waar geen serieuze architectuur aan te pas kwam.

Ruïnes en andere gebouwtjes, bijvoorbeeld die uit andere culturen, deden de beschouwer denken aan andere tijden en andere plaatsen. De gebouwtjes riepen bijna op een meditatieve manier herinneringen en verlangens op. Deze ‘vlucht naar het verleden’ is kenmerkend voor de Romantiek. Men ging zich afvragen of zijn eigen strakke regels voor schoonheid, zijn eigen architectuur, zijn eigen beschaving wel de beste was.
In deze folly-architectuur uit de Romantiek zitten twee belangrijke boodschappen verweven. Ten eerste dat door architectuur associaties worden opgeroepen. Ten tweede dat alle bouwtradities door de eeuwen heen aandacht en respect verdienen.

^ Broadway Tower, Worcestershire, Engeland

(Bronnen: bronnenbundels.cultuurnetwerk.nl / E.H.Gombrich Eeuwige schoonheid)

Twintigste-eeuwse architectuur en follies

Na de Romantiek werd de kunst sterk beïnvloed door wetenschap en techniek, de industriële revoluties. De eerste industriële revolutie vond plaats aan het begin van de negentiende eeuw, de tweede aan het begin van de twintigste eeuw. IJzer en beton werden op grote schaal toegepast, denk aan de Eiffeltoren, gebouwd voor de wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs.

In de architectuur van de twintigste eeuw was functionaliteit belangrijk. Form follows function werd het credo van kunstenaars van het Modernisme. Alles wat niet functioneel was (zoals decoratie) werd overboord gezet. Een voorbeeld is het Rietveld-Schröderhuis uit 1924. Grote ramen en hoekige vormen laten veel licht en lucht binnen. Alles is vormgegeven vanuit de functionaliteit.
Rietveld-Schröderhuis, Utrecht, 1923 – 1924 ^

We hebben gezien dat het bijzondere aan follies is, dat het functieloze architectuur is. Binnen de ideeën van het Modernisme is dat tegenstrijdig: architectuur is immers een toegepaste kunst waarbij de vormgeving van een gebouw in dienst staat van de functie.
Daarom is er pas vanaf de jaren ’60 weer aandacht voor de folly. Een belangrijke architect die hieraan bijgedragen heeft is Aldo Rossi. Hij durfde het gebrek aan fantasie te doorbreken en introduceerde vervreemdende effecten in zijn ontwerpen. Hij maakt veel gebruik van basisvormen als kubus, cilinder, en piramide. Rossi vond dat “de compositie op zoek moest gaan naar de vrijheid van haar eigen leven, de vrijheid van stijlen”.
Traditie en herinnering waren daarbij netzo belangrijk als moderniteit.
> Frank Gehry, Praag, 1929


In tegenstelling tot de modernistische architectuur, zijn de vormen in het Postmodernisme veel vrijer en speelser en werd er veel gebruik gemaakt van stijllementen uit het verleden. Architecten gebruiken volop decoratie, toegevoegde (felle) kleuren en associatieve vormen.
Sommige gebouwen doen humoristisch aan. Met name binnen het deconstructivisme, een stroming waarbij de architectuur zichzelf soms op de hak lijkt te nemen. Voorbeeld daarvan is het ‘dansende’ gebouw van Frank Gehry. Ook een reeks ontwerpen van architectenbureau SITE voor de Amerikaanse supermarktketen BEST lijkt een grapje te zijn. Hierbij lijkt het alsof gevels gedeeltelijk instorten, of losraken.

SITE, BEST products, 1972

De Amerikaanse architect Bernard Tschumi heeft vanaf 1979 de folly weer nieuw leven ingeblazen. Hij ziet de ontwikkeling van follies als een experimenteerschool van nieuwe ideeën en materialen. Niet alleen het materiaal is belangrijk, maar vooral de menselijke ervaring moet centraal staan binnen de architectuur.

> Bernard Tschumi, Parc de la Villette, Parijs, 1982

Bernhard Tschumi won de prijs voor de inrichting van het Parc de La Vilette in Parijs, een park voor de 21e eeuw. Hiervoor bedacht hij een ontwerpmethode die zich losmaakt van de plek en de context. Zijn vormen hebben geen relatie met de plek en zijn onderling inwisselbaar. Het zijn constructies van mogelijke combinaties van vormen en hun onderlinge verband ligt niet vast.

Per Kirkeby
Een andere kunstenaar die zich heeft verdiept in architectuur is de Deen Per Kirkeby. Zijn bakstenen bouwwerken zijn helder een raadselachtig tegelijk. Door hun ontoegankelijkheid is het voor de besschouwer moeilijk een aanknopingspunt te vinden, ook omdat Kirkeby zelf geen specifieke betekenis aan de vormen geeft.
In Nederland werd voor de Biennale Jonge Architecten 1989 de opdracht gegeven om follies te ontwerpen voor de Floriade van 1992. Een paar voorbeelden van deze ontwerpen zie je onderaan de studieopdrachten. In de opgave van deze Biennale worden follies op de volgende poëtische manier omschreven: bouwsels ten dienste van genot, broedplaatsen van mythen, offerplaatsen van denkbeeldige emoties, doorgeefluiken van geschiedenis, ruimtelijke verdichtingen in architectuur, rust- en hoogtepunten van wandelingen door stad en natuur. Je kan er dus veel kanten mee uit en je kan allerlei verschillende waarden en bedoelingen aan je folly geven.

(Bron: Palet ckv 2 / Nederlands Architectuurinstituut Een paviljoen in Arcadië / Wikipedia)


Bernini, Baldacchino in de St. Pieter, Rome (1924-33)
http://www.architectenweb.nl/aweb/archipedia/archipedia.asp?ID=489

Baldakijn
Bernini woonde vanaf zijn zevende in Rome, en raakte daar bevriend met de latere paus Urbanus VIII. Deze vroeg hem voor het ontwerp van het baldakijn boven de heilige stoel in de Sint-Pieter. Het bronzen 'baldacchino' is 29 meter hoog, en bestaat uit vier spiraalvormige zuilen en een open dak. Via felgeel gekleurde vensters wordt van bovenaf licht doorgelaten. Samen met het beeldhouwwerk geeft dit een bijzonder dramatisch effect. Het is een voorbeeld van de barokke werkwijze van Bernini.

Mario Merz (1925-2003)
www.kunstkennis.nl/.../Mario%20Merz.htm

Zeer bekend zijn de iglo’s van Merz. De iglo’s zijn sinds 1967 uitgevoerd in een groot aantal verschillende materialen. Het geraamte is gewoonlijk opgetrokken uit metaal of takken. De lijmklemmen zijn vaak onderdeel van het kunstwerk. Het voorlopige karakter van een iglo is op deze wijze onderstreept.Teksten en cijfers in neonlicht worden vaak door Merz aangewend. Het contrast van het licht met het natuurlijk ogende materiaal levert poëtische beelden op. Dit contrast komt zowel voor in zijn iglo’s als in zijn spiraalvormige tafels. De tafel speelt sinds 1975 een belangrijke rol in zijn oeuvre. De iglo en de tafel fascineren hem doordat ze belangrijke elementen vertegenwoordigen uit het alledaagse leven. In zijn werk is zit veel rekenkundige ordening verwerkt.

Rachel Whiteread (1990)
www.artnet.com/artist/.../rachel-whiteread.html

Rachel Whiteread gebruikt een volledige kamer als gietmal voor een groot gips sculptuur die in ‘negatief’ alle reliëf op de wanden laat zien: stopcontacten, plinten, panelen en zelfs de open haard.

Rob Voerman
www.robvoerman.nl/

Volgens Rob Voerman zelf zijn zowel zijn grafiek als zijn sculpturen tot voor kort bepaald door een dialoog tussen archaïsche agrarische vormen en verschijningsvormen van de moderne technisch ontwikkelde maatschappij. Hij becommentarieert op die manier de overgeorganiseerde Nederlandse samenleving. Inmiddels heeft hij een nieuwe weg ingeslagen waarbij hij probeert de architectuur te creëren van fictieve gemeenschappen of ze nu in een afgelegen gebied wonen of in een bestaande stedelijke omgeving.

Ook kenmerkend voor zijn werk zijn combinaties van technieken. Zijn installaties zijn bouwsels die zoals bij zijn installatie Hotel bijvoorbeeld kunnen bestaan uit hout, spijkers, luxaflex en dekens. Hij werkt veel met glas en hout. Vanaf 2006 werk Rob Voerman aan werk, wat gekenmerkt wordt door een symbiose van utopie, romantiek en subversieve elementen.

De bouwwerken krijgen aan de ene kant een grimmiger en gewelddadiger karakter. Maar aan de andere kant wordt het werk utopischer en ook uitbundiger. Naast autonoom werk, gaat Voerman ook meer en meer beelden en installaties maken die ook daadwerkelijk gebruikt kunnen worden. Bijvoorbeeld als bar of rookruimte. Vanaf 2008 maken ook opdrachten in de openbare ruimte deel uit van zijn oeuvre.

Joep van Lieshout
www.ateliervanlieshout.com/
Joep van Lieshout maakt objecten die zich bevinden op de grens tussen beeldende en toegepaste kunst. Doordat zijn objecten vaak functioneel zijn veroorzaakt hij (bewust) verwarring bij de beschouwer van zijn werk.
Sinds 1995 voert hij zijn werk uit onder de naam Atelier Van Lieshout (AVL). AVL is een in Rotterdam gevestigde groep kunstenaars en medewerkers, waarmee hij samen zijn vrije werk en opdrachten uitvoert.

Erik van Lieshout
www.artnet.com/artist/.../erik-van-lieshout.html

De realiteit is altijd veel harder dan de kunst, zegt Erik van Lieshout. Maar het weerhoudt hem er niet van in zijn werk telkens de confrontatie aan te gaan. Keihard en onbeschaamd, zonder aanziens des persoons, gaat hij op zoek naar het ‘echte’ leven, om het vast te leggen in kunst.
Het werk van Erik van Lieshout Zijn werk is vaak provocerend of heeft tot doel het onderwerp te ontwrichten.

Krzysztof Wodiczko
medienkunstnetz.de

Mobiele units, op maat gemaakte winkelwagens. Ze zijn zo ontworpen dat er een dakloze in kan liggen en/ of zitten.
Hiernaast zie je ‘Polscar’ – 1991
Een theatrale tank op wielen in plaats van rupsbanden, met een loop, zit en rijdstand inclusief cameravergezicht.

Anne Schneider en Ruddy Valverde
www.archispass.org/?cat=12

Tubes box 2007 - De folly van Anne en Ruddy is gecamoufleerd door gebruik van materiaal uit haar omgeving.

Aeneas Wilder
www.aeneaswilder.co.uk/

In de installaties van Aeneas Wilder wedijveren kalmte en balans met spanning en eindigheid. Hij bouwt zijn constructies op uit losse elementen om ze bij afloop met een schijnbaar achteloze beweging te vernietigen. Zijn werk doet mathematisch aan, maar dat is nooit het uitgangspunt. Wilder werkt intuïtief; de ruimte dicteert wat mogelijk is en van hier werkt hij zijn installaties uit.
Bijzonder aan het werk van Wilder is dat hij geen bevestigingsmaterialen gebruikt.

Raban Haaijk
www.haaijk.nl/

Open documentatie
Van kozijnen wordt een bouwwerk gemaakt: een gebouwde herinnering aan de wijk Heijplaat. Het heeft geen functie en biedt enkel een ervaring: van schaduw en licht, van de wind die op en door het houten geraamte waait, van het klimmen en dalen, het verdwijnen en terugkeren van de horizon.

Andrea Zittel
www.zittel.org/

De kinderdroom, de geheime plek, helemaal voor jezelf…

Deserted Islands (1997)
Dit werk bestaat uit drijvende ijsbergen waarin je op een stoeltjes plaats kunt nemen.

Andrea Zittel ontwerpt haar eigen kleren, multifunctionele meubels en voertuigen en diëten. Onder het mom van 'de transformatie van het leven in kunst' worden haar ontwerpen tentoongesteld in galeries en musea alwaar ze doorgaan als 'conceptuele kunst' die ons doet nadenken over onze 'fundamental human condition'.

Berlinde de Bruykere
http://users.telenet.be/Pro-arte/artists/berlinde_debruyckere/idx.html

http://www.depont.nl/pers/persberichten/bericht/pers/berlinde-de-bruyckere-1/

Vanaf het begin van de jaren negentig werkt Berlinde De Bruyckere met dekens als materiaal voor haar beelden en installaties. Wollen dekens die bedekken en beschermen. Maar voor De Bruyckere symboliseren ze niet alleen warmte en beschutting, maar ook kwetsbaarheid en angst. Angst die mensen onder de dekens doet wegkruipen en kwetsbaarheid in situaties van kou, ziekte, rampen en oorlog. Het zijn de beelden die de media ons dagelijks voorschotelen; uit Somalië, Rwanda of Kosovo. Beelden uit brandhaarden waar de bevolking vlucht, schuilt of verkleumt. De internationale gemeenschap biedt hier dekens als schaamlap voor haar eigen machteloosheid. Slachtoffers worden in dekens gehuld. Het leed wordt bedekt. In het atelier van De Bruyckere hangen dergelijke krantenfoto’s als stille momenten tussen de alledaagse paperassen. Het zijn dikwijls beelden waarin treurnis en schoonheid met elkaar om de aandacht lijken te vechten.

Patrick van Caeckenbergh
www.artfacts.net/.../patrick-van-caeckenbergh.../profile.html
Nautilus (Shell), 2000
Een mobiele minicamper in de vorm van een nautilus schelp. Het eenspersoonsslakkenhuis met schoorsteenpijp doet denken aan een kinderwagen, een sprookjeskoets of de uitrusting van een ambulante verteller.
Ook maakte hij werk denkend vanuit de positie van het huisdier.

Kevin van Braak
www.kevinvanbraak.com/

Kevin van Braak zegt het volgende over zijn werk: Mijn caravan lijkt niet anders dan elke andere caravan als het wordt getrokken achter een auto. Totdat de caravan zich opende en je een kunstmatige tuin, park of camping kon herkennen. In de caravan, zijn opgezette dieren, kunstgras zijden bloemen en bomen, een geluidsinstallatie met vogelgeluiden en een BBQ.

Peter de Cupere
www.peterdecupere.net/
De Belgische kunstenaar Peter De Cupere werkt sinds jaren rond geuren, aan de hand waarvan hij ‘multizintuiglijke’ installaties creëert. Reeds in 2002 schetste hij de plannen voor zijn Garbage City Holiday Park, een project dat op poëtische wijze reflecteert over vervuiling en het effect ervan op onze maatschappij. In het kader van Green Summer realiseerde De Cupere zijn acht jaar oude plannen voor een nagemaakt minivakantiepark uit rest -en afvalmaterialen. Naast zijn Black Garbage Iglo en zijn Oil Barrel House bouwde De Cupere een geheel nieuwe constructie aan de hand van blokken samengeperst oud papier. Ieder vakantiehuisje kreeg zijn eigen aangebrachte geur die mogelijk kan inwerken op de gemoedstoestand van de bezoeker.

Paul Segers
http://www.verbekefoundation.com/paul-segers.html

Station 2007- Het Station werd ontwikkeld voor het Doorsneden Landschap project van de A1 partners (Kunstenlab Deventer, Kunstcentrum Diepenheim en Kunstcentrum Hengelo). De windgenerator genereert bij voldoende wind stroom voor de lampen in het werk. Het Station is na de expositieperiode aangekocht door de Verbeke Foundation.

Michael Rakowitz
michaelrakowitz.com/

Parasite - De ellende waarmee de daklozen dagelijks te maken hebben, inspireert vele kunstenaars tot een heldendaad. Een daad waarmee deze groep zielige medemensen geholpen zijn. Ook de kunstenaar Michael Rakowitz uit New York was deze mening toegedaan. Hij stak de handen uit de mouwen en ontwikkelde de Parasite. Dit is een opblaasbare slaapplaats waarin daklozen comfortabel kunnen bivakkeren. Het is een soort tent die aangesloten kan worden op het ventilatiesysteem van een gebouw. De warme lucht die uit het ventilatierooster komt, wordt gebruikt om de Parasite op te blazen en te verwarmen.

Lucy Orta
http://www.z33.be/kunstenaars/lucyorta

Het oeuvre van kunstenares Lucy Orta (1966) laat zich niet in vakjes plaatsen. Haar ontwerpen overstijgen de grenzen tussen de verschillende genres, of het nu over mode, architectuur of traditionele kunsten gaat. Het begin van haar kunstenaarsloopbaan viel samen met een ontluikend engagement voor de minder bedeelden, de sociaal uitgestotenen. Zo spitsten haar eerste ontwerpen zich toe op het verhogen van het comfort voor daklozen en andere zwervers. Onder de noemer van 'Refuge wear' ontwierp ze regen- en windbestendige kledij, jassen die ook tot tenten of slaapzakken kunnen opengevouwen worden, enzovoort. Voor de kunstenares zijn deze ontwerpen voorbeelden van een mobiele architectuur, aangepast aan de noden van de nomadische mens.

Rentaro Nishimura
www.rentaro.co.uk/
http://archirez.blogspot.com/2009_11_01_archive.html

Samen met studenten maakte Rentaro Nishimura dit kartonnen bouwwerk.
Cardboard banquet by Studio 2, University of Cambridge + Rentaro Nishimura

Tessa Hendriks
http://tessahendriks.blogspot.com/2010_07_01_archive.html

Je ziet hier naast de werken Moederschip en Vervoerstuig
Het gaat in het werk van Tessa Hendriks om het in vervoering raken door het verlangen naar of het fantaseren over een reis. Om een ander soortig onderweg zijn. De 'voorpret'van het voertuig maken, het bedenken wat ik ermee wil of moet kunnen, hoe het eruit moet zien. Hoe ik mezelf en mijn toeschouwer kan vervoeren of in vervoering kan brengen is uiteindelijk al genoeg.
Ik wil vervoertuigen maken, vervoertuigen, omdat je ze niet fysiek moeten vervoeren, maar je in vervoering brengen en daarmee je toch van je plaats halen, je onderweg laten zijn, je geest open maken, zoals dat ook bij reizen kan gebeuren.

Dirk van Lieshout
www.dirkvanlieshout.nl

De dagelijkse realiteit is niet altijd zo simpel als het lijkt. Elke situatie waarin wij ons begeven en elke handeling die wij verrichten, worden in grote mate bepaald door een set van ongeschreven regels die onze gedragingen en reacties vormgeven. De maatschappij heeft een onontkoombare regulerende werking, maar hoever deze invloed gaat, blijft in het ongewisse.

Dirk van Lieshout zoekt momenten op waar deze regulering zich op subtiele wijze openbaart en bouwt ze uit tot situaties waarin deze zich op speelse wijze door de toeschouwer laat ontdekken. De ogenschijnlijke vanzelfsprekendheid van de alledaagse werkelijkheid wordt in Van Lieshouts handen omgevormd tot absurde situaties. In zijn videowerken bevestigen karakteristieke typetjes hun rollenpatroon maar al te duidelijk, in ruimtelijke installaties speelt de toeschouwer zelf de belangrijkste rol.

Het zijn uitstapjes naar de supermarkt, de verworven acceptatie van een jonge kunstenaar in een expositieruimte of een wandeling langs het IJ die de bron vormen van zijn werk. Welk onderwerp Van Lieshout ook aanpakt, het zijn altijd zaken die dichtbij zichzelf staan. Het leeuwendeel van zijn werk hangt samen met een specifieke plek waar een bepaalde ervaring heeft plaatsgevonden, die een diepe indruk op hem heeft gemaakt. Als door zo’n beleving een persoonlijke bewustwording wordt veroorzaakt, ontstaat er voor Van Lieshout een noodzaak om deze zaken tot een fysieke vorm om te buigen.

Smaq
http://www.smaq.net/update/BAD(bath)/index.html

In een badkuip gemaakt van één kilometer tuinslang kan je baden aan de kade. Je pompt het water in de wand van slangen, laat het door de zon verwarmen, en laat daarna het bad vollopen...

Reny Worb
http://www.renyworb.nl/web2008/start.htm

Meeting capsules
Een folly over reizen en aankomen. De ene capsule is bepakt met de reisbenodigdheden. De andere capsule wit en leeg, een rustplaats en een plek voor het tonen van reisherinneringen.

Jan van Schaik
http://www.janvanschaik.nl/z-groeiwerken.html

Op Follydock – de ‘International Folly contest Rotterdan’ bouwde Jan van Schaik een toren van levende wilgentenen bestreken met een leem- stro- mengsel.

Hermanitos Verdes Architetti en Astrid Bennink
http://www.hermanitosverdes.org/hv_en/index.html#progetti

Project: een klein tijdelijk paviljoen gebouwd in de Rotterdamse haven. De structuur bestaat uit berken, multiplex CNC knippen, de buitenste laag is het gerealiseerd met behulp van een mengsel van zand, stro en klei verzamelt in verschillende regio's van Nederland, als een eerbetoon aan het vermogen van de Nederlandse bevolking op het land bouwen hun eigen:. Plek Heijplaat, Rotterdam ( NL)

Salzig Dsign
http://www.inhabitat.com/2009/09/10/trash-temple-made-from-100-tons-of-recycled-plastic-bottles/

Temple of trash
Hoe een berg van afval kan veranderen in een plaats van bezinning. Een piramide van miljoenen PET- flesjes vormt een tempel van plastic en licht.

Dura Coignet
http://www.superuse.org/story.php?title=DuraCoignet-folly-part-4

De fabriek van de Dura- Coignet- Systeem de bekende prefab betonelementen uit 1950 – 1960 stond hier vlakbij. Een bouwelement is teruggebracht op de plek van herkomst en gebruikt in een verrassende toren van bouwonderdelen.


Zienswijze architectuur 5VWO NOVEMBER 2010

In de 19e eeuw, rond 1850, vindt de Industriële Revolutie plaats:
Belangrijke ontwikkelingen in de industrie volgen elkaar in hoog tempo op. In de architectuur is dit zichtbaar in de ontwikkelingen van nieuwe constructiewijzen, zoals betonskeletbouw, en het ontwikkelen en toepassen van nieuwe materialen als gietijzer en glas.

De nieuwe materialen als ijzer en beton werden toegepast bij de bouw van fabriekscomplexen of bruggen. Na de industriële revolutie werd het voor het eerst mogelijk om met staal te bouwen.

De staalconstructies maakten het mogelijk grote overspanningen en open constructies te bouwen. Vanaf het einde van de 19e eeuw had de samenwerking van ingenieurs en architecten tot gevolg dat er een nieuw soort architectuur ontwikkeld wordt: het Modernisme. Het Modernisme is functioneel, strak, zonder overbodige versieringen. De nieuwe, moderne materialen en technieken bepalen de vormgeving.

Na het Modernisme is er in de jaren 80 een reactie: het Post-Modernisme. Bij deze stroming maakt men heel vrij gebruik van stijlelementen uit het verleden, iets wat Modernisten verafschuwden.
Een voorbeeld hiervan is de Italiaan Aldo Rossi (geb.1931). Zijn gebouwen hebben de structuur van een blokkendoos, de basis-vormen kubus, cilinder, piramide en prisma zijn op een heldere wijze samengevoegd. Hij ontwerpt niet alleen de gebouwen maar ook de omliggende stedelijke ruimte. Hij laat zich met betrekking tot de funktie en de plek van het gebouw inspireren door het verleden.
Constructie
Voordat we verder kijken naar bouwkunst uit de 19e en 20e eeuw, komen er een aantal begrippen aan de orde: De constructie van een bouwwerk is de manier waarop het technisch in elkaar is gezet. We onderscheiden twee soorten constructies: massiefbouw en skeletbouw:

Massiefbouw
De massiefbouw wordt ook wel stapelbouw genoemd. Door stenen op elkaar te stapelen, ontstaat een muur. Dat moet zó gebeuren, dat de stapeling door het gewicht niet instort. Daarom worden de stenen in verband gestapeld. De ontwikkeling van massiefbouw loopt van onbehakte, via behakte stenen naar het principe van architraafbouw.

Een bekend voorbeeld van massiefbouw zijn piramides. Deze piramides waren enorme bergen op elkaar gestapelde blokken behakte natuursteen. Met kleine binnenruimten: bijvoorbeeld grafkamers.

De Grieks tempels zijn voorbeelden van architraafbouw. De architraaf is een stenen balk (dwarsbalk) die rust op zuilen. De architraaf draagt de overkapping; de zuilen leiden de druk naar beneden. Hierdoor konden al wat grotere binnenruimten overkapt worden, maar daar waren nog wel veel zuilen en dikke muren voor nodig.

Het Pathenon, Athene. (447 – 432 voor Chr.)

De skeletbouw
Bij de skeletbouw wordt het gebouw niet langer gedragen door muren, maar door een geraamte van hout, steen of ijzer. De muren dienen alleen nog als een afscheiding of kunnen vervangen worden door ramen.

Het bekendste voorbeeld van stenen skeletbouw zijn de gotische kathedralen. Door het gebruik van bogen ontstaan overkappingen (gewelven), waardoor grote binnenruimten overkapt kunnen worden. Deze gewelven die in gotische kerken en kathedralen werden toegepast, heten kruisribgewelven. De ribben leiden de druk zijwaarts naar de pijlers, die de druk langs de muren naar beneden geleiden. De druk is echter zo groot, dat de pijlers en muren van buitenaf gestut moeten worden door luchtbogen en steunberen.

skeletbouw in de Gotiek

Houtskeletbouw
Behalve de steenskeletbouw bestaat al eeuwenlang de houtskeletbouw. Deze werd meestal gebruikt voor meer alledaagse bouwwerken, zoals huizen, boerderijen en stallen. Ook hier dragen de wanden geen gewicht; het skelet leidt het gewicht van boven naar beneden, naar de grond.

De industriële revolutie
Tot het begin van de industriële revolutie werd bij het overkappen van gebouwen gebruik gemaakt van hout. De eerste fabrieken – bijvoorbeeld in de textiel- werden gehuisvest in bestaande gebouwen, vaak met een houten dakconstructie. Het houten skelet moest heel stevig en daarom zwaar zijn, en beperkte daardoor de bruikbare werkruimte. Bovendien was het erg brandgevaarlijk. De opkomende industrie moest hiervoor een oplossing zoeken, omdat men grotere ruimten nodig had.

Gietijzer
De industriële revolutie zorgde voor een nieuw industrieel vervaardigd bouwmateriaal: gietijzer. IJzer werd eerst gebruikt voor de bouw van machines, maar al snel ook voor het overkappen van fabrieken en het bouwen van bruggen.
De houten constructies werden vervangen door gietijzeren. Gietijzeren ‘balken’ kunnen veel kleiner en smaller gemaakt worden dan houten balken, om toch eenzelfde draagkracht te hebben. In fabrieken kon de bruikbare werkruimte daardoor vergroot worden.

Het nieuwe bouwmateriaal ijzer werd in het begin niet gebruikt door architecten, maar door technici uit de opkomende industrie: de voorlopers van onze ingenieurs. Daarom werden hun bouwwerken niet vooral bepaald door schoonheidsidealen, maar door wetten uit de wiskunde en natuurkunde: met name door de krachtenleer.
Technici berekenden dat een balk met een gebogen vorm zeer sterk is, en meer gewicht kan dragen dan een rechte balk. Zo kwamen ze tot het ontwerpen van overspanningen met gebogen vorm, zoals bruggen.

Crystal Palace was een door kassenbouwer Joseph Paxton ontworpen gebouw voor de wereldtentoonstelling van 1851 in Londen. Het paleis was gebouwd in Victoriaanse stijl, en bestond uit een gietijzeren frame met wanden van glas. De afmetingen waren 615 bij 150 m., en de oppervlakte bedroeg 93.000 m². Na de wereldtentoonstelling werd het gehele gebouw verplaatst. In 1860 brandde een deel van het gebouw af, en in 1936 brandde het paleis volledig uit.

Prefab
Aan het einde van de 19e eeuw was de kwaliteit van staal enorm verbeterd, evenals de machines om staal te produceren. Het bouwmateriaal kon nu snel en in grote hoeveelheden (= in massa) geproduceerd worden. Daardoor werd het nodig om vaste vormen en maten te gaan gebruiken. Dat heet: een standaardproduct.

In de fabriek werden gestandaardiseerde onderdelen of elementen gemaakt, die op de bouwplaats in elkaar gezet werden (gemonteerd werden). Deze onderdelen of elementen noemen we prefab-elementen: geprefabriceerde , dus: van te voren gefabriceerde elementen.
Later worden ook betonnen bouwelementen gefabriceerd, die op de bouwplaats in elkaar gezet werden. Deze bouwelementen noemen we ook prefab-elementen.

Eiffel
Een goed voorbeeld hiervan zijn de stalen bouwelementen van de Franse ingenieur Gustave Eiffel, die hij gebruikte voor bruggen en overkappingen. Hetzelfde bouwprincipe gebruikte hij voor de Eiffeltoren in 1889.

Eiffeltoren, details

Eiffels bruggen konden met een minimum aan materiaal en tijd gebouwd worden. Er waren voor zulke bruggen slechts 8 verschillende elementen en 2 soorten klinknagels nodig. De montage vereiste geen speciaal geschoolde arbeiders.

Iiron Bridge 1879 Engeland
Staal/gietijzer

Voor de bouw van hoge kantoorgebouwen ging men in de tweede helft van de 19e eeuw de dragende muren of de vroeger toegepaste kolommen van gietijzer met balken of bogen vervangen door een volledig stalen skelet.

De Amerikaanse architect William Le Baron Jenney (1832-1917) paste tussen 1880 en 1890 voor het eerst deze constructie toe bij kantoorgebouwen in Chicago. Het staalskelet werd aan het oog onttrokken door gevels en inwendige muren. De bouw van 'wolkenkrabbers' werd door deze skeletconstructie mogelijk. De gevels hielden weinig verband met de structuur van het gebouw.
‘Guarantee Building’ van de architect Sullivan
De architect Louis Sullivan (1856-1924) is een van de eersten geweest die dit inzag en de skeletconstructie in de architectuur tot uitdrukking bracht. Zijn Guarantee Building in Buffalo. 1894-1895 is hiervan een voorbeeld.

Beton
Een ander opkomend bouwmateriaal was beton. Beton is heel drukvast: het kan veel gewicht dragen. Daarom werd het in de 19e eeuw veel toegepast voor de fundamenten van gebouwen. Maar beton is niet rekbaar: het breekt als er spanning op komt. Staal is wel erg rekbaar. Om deze twee kwaliteiten te combineren, ging men aan het einde van de 19e eeuw staal in beton verwerken: gewapend beton.

Voorbeeld van ontwerp van een betonskelet

Beton-skeletbouw
Dit gewapende beton kon heel goed worden toegepast in (hoge) gebouwen. In de 20e eeuw wordt dit veel toegepast in hoogbouw (flats, wolkenkrabbers).
Er werd een frame van gewapend beton gemaakt: dit heet een beton-skelet.
Hierdoor verliezen de wanden hun dragende functie, en konden materialen als glas veel worden toegepast, waardoor grote ruimtes met veel licht ontstonden. Dit in tegenstelling tot de donkere kleine ruimten van bijvoorbeeld 19e eeuwse fabrieken en huizen.

Interieur van de Van Nellefabriek in Rotterdam, 1926-1939;
architecten: Brinkman en Van der Vlugt.

Schaaldaken
Tot ongeveer 1930 bleven grote betonnen bouwwerken vrij zwaar van vorm: om het grote druk op te kunnen vangen waren zware pilaren en dikke betonplaten nodig. Als oplossing ontwikkelde men schaaldaken: dit zijn gebogen vlakken die grote ruimten kunnen overspannen en dus grote druk kunnen opvangen, terwijl de wanddikte minimaal is. Je kunt dat vergelijken met schalen in de natuur: bijvoorbeeld eieren, schelpen, krabben, etc.

Vragen

1. Noem drie verschillen tussen het Modernisme en Post Modernisme
2. Geef een definitie van de volgende begrippen:

a. Construeren
b. massiefbouw
c. skeletbouw
d. prefab (-elementen)

3. Leg in je eigen woorden het principe van architraafbouw uit.

4. Noem twee voordelen van beton boven baksteen als bouwmateriaal.

5. Noem twee voordelen van staalconstructies.

6. Waarom ging men op een gegeven moment beton combineren met staal?

7. Leg het principe van betonskeletbouw uit.

8. Leg uit door welk bouwprincipe men vanaf het begin van de 20e eeuw opeens grote gebouwen met grote glazen gevels kon bouwen.

9. Wat is het voordeel van schaaldaken boven bijvoorbeeld een plat dak?

10. Noem drie kenmerken van modernistische architectuur.

Paleis van Justiitie Antwerpen

maandag 29 november 2010

Voornemens n.v.v. lesreflectie (ma 29-11-10 5V4 KUA)

Persoonlijke doelen

- Ik zou meer op mijn houding en lichaamstaal willen gaan letten. Je lichaamstaal zegt soms meer dan woorden. Ik wil mezelf daar meer bewust van worden.

- Leren omgaan met antwoorden die leerlingen geven op de door mij gestelde vragen.

- Leren bruggen bouwen tussen de inhoudelijke onderdelen van mijn les. Ik wil dat doen door puntsgewijze conclusies te geven voor ik door ga naar het volgende onderdeel van mijn les.

- Ik wil leren om kleine stapjes vooruit in mijn ontwikkeling te gaan zien en ze te waarderen.

- Het ontdekken van een manier om belangrijke aantekeningen niet te vergeten.

- Meer bewust letten op mijn uitspraak. Ik wil mijn stem helder leren gebruiken. Dat betekent dat ik luider en langzamer moet gaan leren spreken.

Lesreflectie (ma 29-11-10 5V4 KUA)

1. Hoe vond ik dat het ging?

Het voelde rommelig. Door een rommelige start en een ingreep van Paul tijdens het bekijken van het videofragment.

2 Wat wilde ik bereiken? (vakinhoudelijke doelen en persoonlijke doelen) en is dat gelukt? Wat heb ik gedaan om het te laten lukken?

Persoonlijke doelen

Ik zou meer op mijn houding en lichaamstaal willen proberen te gaan letten. Je lichaamstaal zegt soms meer dan woorden. Ik wil mezelf daar meer bewust van worden.
Ik heb wel geprobeerd te letten op mijn houding. Maar de momenten dat ik echt vol vuur voor de groep sta ben ik me niet bewust van mijn houding. Ik merkte wel dat ik vandaag extra geprobeerd heb om met beide voeten op de vloer te staan. Mijn natuurlijke houding is om met een gebogen been en een rechte been te staan. Of om ergens tegenaan te leunen.


Leren omgaan met antwoorden die leerlingen geven op de door mij gestelde vragen.
Ik heb vandaag alle antwoorden van leerlingen herhaald. Het is een fijne manier. Alle leerlingen kunnen het zo beter horen, ook geef je daarmee aan dat de antwoorden belangrijk zijn. Inhoudelijk heb ik deze les geprobeerd om de antwoorden van de leerlingen aan te vullen zodat uiteindelijk het geheel helder is.

Leren bruggen bouwen tussen de inhoudelijke onderdelen van mijn les. Ik wil dat doen door puntsgewijze conclusies te geven voor ik door ga naar het volgende onderdeel van mijn les.
Ik heb deze les na het bespreken van de filmfragmenten korte conclusies gegeven. De bruggen in deze les waren niet zo moeilijk en ik heb wel het gevoel dat het gelukt is bruggen te benoemen. Dan denk ik aan de relatie tussen de vorm en inhoud en de functie van Le ballet de la Nuit.


Ik wil veel aandacht blijven geven aan de voorbereiding van mijn les.
Ik heb er weer veel aandacht aan besteed en dat moet ik blijven doen!


Ik wil leren om kleine stapjes vooruit in mijn ontwikkeling te gaan zien en ze te waarderen.
Ik heb vandaag een kleine stap vooruit gezet in het zien van kleine stapjes in mijn ontwikkeling. Ik kwam er tijdens het afspelen van de dvd achter dat ik een deel van de inhoud van mijn verhaal nog niet had verteld. Ik zat te bedenken wat ik daar nu mee moest. Op een bepaald moment heb ik de knoop doorgehakt en het ik de dvd stil gezet. Ik heb de ontbrekende delen van mijn verhaal toch helder gemaakt. Ik ben blij met deze stap. Ik merkte op dat ik mezelf niet liet overvallen door de situatie en de gemaakte fouten. Maar ik werd actief om een oplossing te vinden op dat moment.

Het ontdekken van een manier om belangrijke aantekeningen niet te vergeten. Ik vergeet regelmatig belangrijke informatie door te geven aan de leerlingen. Ik heb die informatie wel op papier maar vergeet toch soms informatie te vertellen. Ik zou graag willen ontdekken hoe ik kan voorkomen dat ik belangrijke zaken vergeet. Aantekeningen lees in namelijk niet door als ik voor de klas sta.
Het was fijn om te ontdekken dat een filmfragment mij goed kan helpen om belangrijke dingen niet te vergeten. Terwijl de leerlingen aandachtig aan het kijken zijn kan ik zonder enig probleem mijn voorbereiding nog even doornemen en bekijken welke belangrijke punten ik vergeten ben. Later kan ik mijn verhaal weer aanvullen.

Ik wil mijn verhaal meer in chronologische volgorde gaan behandelen zodat het verhaal duidelijker is voor de leerlingen.Ik had niet veel te maken met chronologische punten.

Ik heb wel duidelijk aangeven dat we keken naar een reconstructie van het ballet ‘Le ballet de la Nuit’.


Inhoudelijke doelen

De leerlingen moeten weten waarom Lodewijk XIV in het ballet ‘de la Nuit’ als de mythologische god Apollo danst.
De leerlingen moeten weten…
- Wat de betekenis is van de Griekse mythologische god Apollo.
- Waarom Lodewijk XIV zich personifieert met Apollo.
- Op welke manier/waaraan zie je dat Lodewijk XIV zich personifieert met Apollo.
Volgens Paul zijn deze punten globaal al duidelijk voor de leerlingen. Hij vond de boodschap helder over komen. En de volgende les ga ik verder met de film dus dan kan ik mooi nog wat meer dingen benadrukken en controleren of de informatie daadwerkelijk geland is.

De leerling kan door middel van samenwerking tot een goed antwoord op de opdracht komen.
Ik heb uiteindelijk besloten om de opdracht toch individueel op te geven. Ik wilde niet dat er tijdens het bekijken van het videofragment gepraat zou worden en dat licht wel voor de hand als je groepsopdrachten opgeeft.

Overige feedback
De les begon vrij rommelig omdat Paul cijfers voor de beeldend werk opdracht wilde terug geven. Leerlingen raakten erg opgewonden door de bekendmaking van de cijfers. Maar al snel werd het gelukkig weer stil. Halverwege de les terwijl de dvd draaide begon Paul door de dvd heen te praten met informatie over Lully. Ik had wel door dat hij het weer niet kon laten extra informatie toe te voegen. Ergens kreeg ik het gevoel dat ik belangrijke inhoudelijke punten was vergeten en dat hij die daarom alsnog wilde vertellen. Achteraf bleek dat niet het geval te zijn. Paul was zeer tevreden over het inhoudelijk gedeelte van mijn les. Hij zei dat hij ook zoiets had verteld als hij zelf had lesgegeven.

Ook noemde hij het punt van mijn stem. Ik sprak te snel en te zacht. Paul gaf aan dat het al wel de goede kant op gaat maar het kan beter. Doordat er buiten veel geluid was, was ik in het lokaal op bepaalde plekken niet verstaanbaar.
Paul gaf als tip: Praat zo duidelijk en hard dat je het zelf overdreven vind, dan spreek je helder voor de leerlingen.
Een andere tip was: maak gebruik van het bord. Schrijf de punten waar je wilt dat de leerlingen op letten op. Leerlingen zijn namelijk zeer vergeetachtig en schrijven het niet allemaal met je mee op. Wel erg goed dat je leerlingen dingen liet opschrijven en er later ook op terug kwam. Goed dat je de dvd op pauze zette en belangrijke punten extra aandacht geeft. Bijvoorbeeld het gebruik van toneelmachines. Het werkte goed. Je maakte gebruik van een top dvd! Die werkte in de apparatuur van de school.
Ik ben tevreden over je les. Let wat meer op je stem en houding.

vrijdag 26 november 2010

Lesvoorbereiding KUA 29-11-'10 Le roi danse

Lesopbouw (kort) KUA maandag 29-11-2010
Le ballet de la Nuit aan de hand van de film Le Roi Danse (2000)

Onderwijsleergesprek
Stap 1Docent geeft leerlingen kort informatie over de inhoud en de functie van ‘le ballet de la Nuit’.

Stap 2 Leerlingen krijgen in groepen de opdracht om tijdens het bekijken van het videofragment te letten op vormkenmerken waarin je kunt zien dat Lodewijk XIV als de Apollo (god van de zon) danst.
De verschillende groepen letten op de volgende zaken.
- Kleding (en eventueel gebruik van attributen)
- Muziek
- Dans (danspassen, gebruik van de ruimte, interactie, choreografie)
- Decor (licht, toneelmachines)

Videofragment 1: Videohoofdstuk 1 De jonge koning (00.00-13.00)
Videofragment 2: Videohoofdstuk 2 De laatste dans (1.06.00-

Stap 3 De leerlingen schrijven op (in hun aangewezen categorie: kleding, muziek, dans of decor) waaraan ze zien dat Lodewijk XIV zichzelf vergelijkt met Apollo.

Stap 4 Leerlingen vertellen per groep hun bevindingen. De docent stelt de leerlingen vragen en benoemd de vormkenmerken waaraan je kunt zien da t Lodewijk XIV zich vergelijkt met de zonnegod Apollo. Ook legt de docent het verband uit tussen de vorm, inhoud en de functie van dansen van Lodewijk XIV als Apollo

Stap 5 korte (eind) conclusie geven.


Bronnen
Videofragment uit Le Roi Danse (2000)
(Reconstructie ‘le ballet de la Nuit )
The best dance scenes from "Le Roi Danse." Music by Lully

Afbeelding: De jonge Lodewijk XIV in de rol van de opkomende zon, Apolo in het ‘Ballet royal de la nuit’ (ongeveer 1650).

Hofcultuur in de 17e eeuw:
Functie: Representatie van absolute macht: Lodewijk XIV: absoluut vorst. Hij heeft alles en iedereen onder controle. Alle kunst komt in dienst te staan van de vorst. De macht van de koning wordt o.a. verbeeld via vergelijkingen in portretten met mythologische figuren en historische personages (Lodewijk als zonnegod Apollo)


Le ballet de la nuit (1653), Lodewijk XIV Versailles
Plaats: In en om het paleis van Versailles: Jean-Baptiste Lully: hofcomponist: schreef muziek voor ‘le ballet de la Nuit’: ballet werd gedanst door hovelingen en koning zelf: Lully was een van de dansers.

Inhoud
Lodewijk XIV danst als mythologische zonnegod Apollo in ‘Le ballet de la Nuit’: het ballet van de nacht: Essentie: het Goede van de dag: de opkomende zon = Lodewijk XIV: overwint het Kwade van de nacht: Lodewijk XIV geloofd en geprezen door personificaties: Eer: Genade: Liefde: Rijkdom: Overwinning: Roem: Vrede: de mythologie op een allegorische wijze gebruikt: Lodewijk vergelijkt zichzelf met mythologische god Apollo: god van de zon, bron van leven en de schone kunsten: representeert: bevestigt de macht van Lodewijk XIV.

Vorm
Kleding (en gebruik van attributen)
Lodewijk gekleed als Apollo: draagt goudkleurige kleding: draagt zonnestralen om het hoofd: op tenue en schoenen van Lodewijk zijn emblemen van de zon: draagt een attribuut met embleem van de zon.
Muziek
De muziek is ondergeschikt aan de dans.
Dans (Danspassen, gebruik van de ruimte, interactie, choreografie)
Lodewijk dans in eigen persoon: vormt het middelpunt in ballet: manier van dansen is waardig en streng: bewegingen zijn gecontroleerd: gewichtig: krachtig: niet met grootse sprongen: volgens vaste geometrische patronen.
Decor (licht, toneelmachines)
Er wordt gebruik gemaakt van toneelmachine: Lodewijk XIV stijgt op: opkomende zon: lichtbundel valt op de dansende Lodewijk: een krans van vuurwerk om Lodewijk.

Functie
Kunst = representatie van absolute macht van Lodewijk XIV: klassieke mythologie aan het hof van Lodewijk XIV allegorisch gebruikt als representatie van macht: Lodewijk XIV liet zichzelf vergelijken met de zonnegod Apollo (en andere goden en voormalige machtige keizers en koningen): benadrukte en bevestigde hij zijn absolute machtspositie: hier: de zon = de bron van al het leven: Lodewijk binnen de hofcultuur van Versailles het absolute middelpunt: alles draaide om hem.

Persoonlijke doelen
Ik zou meer op mijn houding en lichaamstaal willen proberen te gaan letten. Je lichaamstaal zegt soms meer dan woorden. Ik wil mezelf daar meer bewust van worden.
Leren omgaan met antwoorden die leerlingen geven op de door mij gestelde vragen.
Leren bruggen bouwen tussen de inhoudelijke onderdelen van mijn les. Ik wil dat doen door puntsgewijze conclusies te geven voor ik door ga naar het volgende onderdeel van mijn les.
Ik wil veel aandacht blijven geven aan de voorbereiding van mijn les.
Ik wil leren om kleine stapjes vooruit in mijn ontwikkeling te gaan zien en ze te waarderen.
Het ontdekken van een manier om belangrijke aantekeningen niet te vergeten. Ik vergeet regelmatig belangrijke informatie door te geven aan de leerlingen. Ik heb die informatie wel op papier maar vergeet toch soms informatie te vertellen. Ik zou graag willen ontdekken hoe ik kan voorkomen dat ik belangrijke zaken vergeet. Aantekeningen lees in namelijk niet door als ik voor de klas sta.
Ik wil mijn verhaal meer in chronologische volgorde gaan behandelen zodat het verhaal duidelijker is voor de leerlingen.


Inhoudelijke doelen

De leerlingen moeten weten waarom Lodewijk XIV in het ballet ‘de la Nuit’ als de mythologische god Apollo danst.

De leerlingen moeten weten…
- Wat de betekenis is van de Griekse mythologische god Apollo.
- Waarom Lodewijk XIV zich personifieert met Apollo.
- Op welke manier/waaraan zie je dat Lodewijk XIV zich personifieert met Apollo.

De leerling kan door middel van samenwerking tot een goed antwoord op de opdracht komen.

Beoordeling praktijkwerkstukken VWO 5 en HAVO 4 – 24/11/’10 en 25/11/’10

Samen met twee collega’s zijn we twee dagen bezig geweest met het beoordelen van het werk van de leerlingen uit VWO 5 en HAVO 4.

Het werk werd op vier punten becijferd.
1. De vaktheorie (dat zijn theoretische opdrachten die in het verlengde van de praktijkopdracht liggen)
2. De dummy met alle twee dimensionale schets en collageopdrachten
3. De drie driedimensionale voorstudies (constructieopdrachten)
4. Het eindwerkstuk

De eerste drie cijfers tellen één keer mee en het eindwerkstuk telt twee keer mee.

Ik vond het erg leuk om mee te doen aan deze beoordeling. Het was mooi om te zien wat leerlingen uiteindelijk neer zetten. Ik kan ook zeggen dat ik het niveau van de werkstukken vrij hoog vond! Ik voelde me wel een beetje trots op mijn leerlingen. Ze maakten voor het eerst kennis met driedimensionaal bouwen.
Leuk om te zien dat er echt talent in deze groep zit.

Wat neem ik mee uit deze stage-ervaring?

- Het was boeiend om te zien dat er leerlingen zijn die sterk zijn in driedimensionaal werken of juist in tweedimensionaal werken. Het viel op dat er soms een prachtige constructie van een leerling te zien was maar als je dan in de dummy keek waren de schetsen van veel mindere kwaliteit.

- Het beoordelen van werk is erg moeilijk. Als iemand nu een heel goed werk heeft gemaakt wat geef je die dan voor cijfer? Wat is goed?

- De persoonlijke omstandigheden van leerlingen maken beoordelen van beeldend werk lastig. Er waren bijvoorbeeld leerlingen bij waarvan je als docent weet dat ze het psychisch niet gemakkelijk hebben, of waarvan je weet dat er thuis problemen zijn. Zonder dat je het soms wil neem je deze achtergrondinformatie mee in je beoordeling. Dit is lastig want je moet tegenover de leerlingen wel uit kunnen leggen waarom een werk goed is van kwaliteit of waarom juist niet.

- Het vergelijken van werk kan helpen bij het becijferen van werk. Paul en Marianne deden dat als volgt. Ze bespraken eerst welke eindwerkstukken eruit sprongen omdat ze zo goed waren. Daarna bespraken ze welke eindwerkstukken ze onvoldoende vonden. Zo maakte ze samen al een globale schaal op om te gaan becijferen.

- Het is boeiend om met meerdere personen werk te beoordelen. Want de docent die de leerling heeft kijkt toch met andere ogen naar de leerling dan een docent die de leerling geen les geeft. Uiteindelijk kom je tot een eerlijker beeld.

- Wat doe je nu met een leerling die een schitterend eindwerkstuk in elkaar heeft gezet maar waar je van weet dat de werkplaatsassistent een groot gedeelte van het werk heeft gemaakt?

- Wat doe je met een leerling die een heel sterk concept heeft bedacht maar waarvan de uitvoering van het eindwerkstuk helaas tegen valt?

- In hoeverre speelt het individuele niveau van de leerling een rol. Een bepaald werk kan voor de ene leerling een hele grote stap in zijn ontwikkeling zijn terwijl het voor een ander een gemakkelijk van de opdracht afmaken is. Kijk je objectief naar kwaliteit of speelt het individu ook een rol?

- Hoe beoordeel je kwalitatief goed werk van een leerling die heel veel ondersteuning aan jou als docent heeft gevraagd in relatie tot kwalitatief minder goed werk van een leerling die weinig ondersteuning aan jou als docent heeft gevraagd. In hoeverre speelt het zelfstandig uitvoeren van de opdracht een rol bij de beoordeling van het eindwerkstuk?

- Welke rol speelt de persoonlijke interesse van een docent? Gevoelsmatig heb je met sommige werken meer dan met de andere. Ook voor de leerlingen geld dat. Met sommige leerlingen heb je meer dan met de anderen. Je kunt haast niet voorkomen dat dit in je achterhoofd toch meespeelt in je beoordeling van het werk. Eigenlijk sta je niet objectief tegenover het werk. En al zou dat zo zijn, dan heb je nog je persoonlijke smaak en voorkeur.

- Welke rol speelt de inzet. Er zijn leerlingen die vreselijk veel tijd hebben gestoken in het maken van de opdracht maar ze tonen uiteindelijk een middelmatig eindwerkstuk. Er zijn ook slimme, talentvolle leerlingen die zonder er veel tijd in te steken een enorm goed eindwerkstuk neer kunnen zetten...


Nadat Paul, Marianne en ik, onze cijfers hadden opgeschreven hebben we een vergelijk gedaan. We hebben per leerling bekeken welke cijfers we hadden opgeschreven. We maakten met elkaar één uiteindelijk cijfer voor de vier onderdelen waarop ze beoordeeld zouden worden. Het viel me op dat ik vaak redelijk dichtbij de becijfering van Paul en Marianne zat.
Als er één van ons een totaal andere cijfer had gegeven begonnen we daarover in debat. Ook daar leer je veel van. Je moet namelijk duidelijk kunnen uitleggen waarom je een bepaald cijfer geeft.

maandag 22 november 2010

Voornemens n.a.v. lesreflectie 22/11/'10 5V4

  • Ik zou meer op mijn houding en lichaamstaal willen proberen te gaan letten. Je lichaamstaal zegt soms meer dan woorden. Ik wil mezelf daar meer bewust van worden.
  • Leren omgaan met antwoorden die leerlingen geven op de door mij gestelde vragen.
  • Leren bruggen bouwen tussen de inhoudelijke onderdelen van mijn les. Ik wil dat doen door puntsgewijze conclusies te geven voor ik door ga naar het volgende onderdeel van mijn les.
  • Ik wil veel aandacht blijven geven aan de voorbereiding van mijn les.
  • Ik wil leren om kleine stapjes vooruit in mijn ontwikkeling te gaan zien en ze te waarderen.
  • Het ontdekken van een manier om belangrijke aantekeningen niet te vergeten. Ik vergeet regelmatig belangrijke informatie door te geven aan de leerlingen. Ik heb die informatie wel op papier maar vergeet toch soms informatie te vertellen. Ik zou graag willen ontdekken hoe ik kan voorkomen dat ik belangrijke zaken vergeet. Aantekeningen lees in namelijk niet door als ik voor de klas sta.
  • Ik wil mijn verhaal meer in chronologische volgorde gaan behandelen zodat het verhaal duidelijker is voor de leerlingen.

Lesreflectie (ma 22-11-10 5V4 KUA)

1. Hoe vond ik dat het ging?

Redelijk goed. In ieder geval beter dan de vorige les.

2 Wat wilde ik bereiken? (vakinhoudelijke doelen en persoonlijke doelen) en is dat gelukt? Wat heb ik gedaan om het te laten lukken?

  • Mijn opdracht duidelijk en helder te formuleren en over te brengen naar mijn leerlingen.

Redelijk. Jammer dat de tekst van L'Orfeo niet beschikbaar was op papier voor leerlingen. Het is lastig om naar een gezongen tekst te luisteren zonder dat je die tekst mee kunt lezen. Ik had de tekst toe moeten voegen aan het materiaal voor de leerlingen.

Op sommige momenten was ik heel helder in mijn opdracht. Ik vroeg concreet aan een leerlingen of ze de tekst voor wilde lezen. Dat deden ze ook. Net als Paul was ik bang dat ze dat kinderachtig zouden vinden. Maar dat was totaal niet zo. Ze waren muisstil en deden goed mee. Wel was het lastig voor mij om beurten te geven. Ik vroeg me af of iedereen wel wilde voorlezen. Later zei Paul ook dat er leerlingen in de klas zitten met dyslexie. Deze leerlingen hadden dat heel erg gevonden. Gelukkig had ik de goede gekozen. Maar wel lastig kiezen als je de leerlingen nog niet zo goed kent.

  • Veel aandacht besteden aan mijn lesvoorbereiding. Door eerder een concept voor een les in te leveren zodat ik eerder met de feedback aan de slag kan.

Redelijk gelukt. Ik heb veel tijd besteed aan mijn lesvoorbereiding. Toch kan het altijd beter. Ik denk dat ik nog betere vragen kan stellen aan Paul. Gerichte vragen over zaken waar ik niet uit kom.

  • Duidelijke kaders aan te geven. Door leerlingen persoonlijk aan te spreken op gedrag.

Ja is wel redelijk gelukt. Kan nog krachtiger. Ik begon met een heldere start de les. Er was stilte. Ik gaf duidelijk aan dat ik alleen het woord wilde. Ik sprak twee jongens aan op hun irriterende gedrag. Daar luisterden ze naar. Tijdens het afspelen van het videofragment was werd er gepraat terwijl ik nadrukkelijk om stilte had gevraagt. Ik besloot toen het fragment op pauze te zetten om nadruk te leggen op mijn verzoek om stilte. Dat werkte goed.

  • Antwoorden van leerlingen belangrijk te maken. Luisteren naar de antwoorden die leerlingen geven. Iets leren doen met de antwoorden die ik ontvang.

Dat kan beter. Ik deed te weinig met antwoorden. Sommige antwoorden waren niet verstaanbaar voor de hele klas. Helaas heb ik die niet herhaald. Dat had ik beter wel kunnen doen. Ik kon daar ook mooi gebruik van maken door accenten aan te geven in antwoorden die leerlingen gaven. Ook had ik soms meer door kunnen vragen. Paul gaf als tip mee om de antwoorden van leerlingen belangrijker te maken. Laat ze elkaar aanvullen en benadruk in het herhalen van antwoorden wat JIJ belangrijk vind.

Paul. Soms waren er geen bruggen tussen de onderdelen die je vertelde. Je gaat verder met het volgende deel zonder een afsluitende conclusie. Het is belangrijk dat je puntsgewijs korte conclusies geeft voor je verder gaat naar het volgende onderdeel.

  • Wat ik kan doen als de chaos losbreekt in mijn hoofd en ik het gevoel heb dat ik de structuur niet meer kan terugpakken.

Ik merkte dat een goede voorbereiding een stuk scheelt. Door veel te weten van het onderwerp waar je over spreekt kun je sneller terugpakken. Vandaag viel de chaos wel mee. Eén moment overkwam de paniek me weer. Toen besloot ik ter plekke de vraag waar ik op dat moment niet mee om kon gaan over te slaan. Dat hielp me om rustig te blijven en zeker te blijven.

  • Op mijn stem te letten en rustig te spreken.

Ik weet het eerlijk gezegd niet goed. Ik voelde mezelf wel rustiger voor de klas staan. Dat scheelt wel in hoe je spreekt. Ik merkte dat ik niet over woorden viel.

  • Kleine stapjes vooruit in mijn ontwikkeling te zien en te waarderen.

Blijft lastig voor mij. Ik leg mijn lat hoog. Kon wel genieten van de rust die ik voelde terwijl ik voor de klas stond. Voor de les was ik erg gestrest. Ik merkte dat het naarmate ik er langer stond ik merkte dat ik rustiger werd. Ik kon helder vertellen. Ook het feit dat leerlingen luisterden naar mijn verzoek om voor te lezen, antwoorden te formuleren of stil te zijn was goed.

  • Om te gaan met onzekere gevoelens als ik voor de klas sta.

Vandaag voelde ik me rustiger. Ik merk dat ik de leerlingen beter begin te kennen en dat me dat meer zekerheid geeft. Ook een betere voorbereiding geeft meer rust. Ook merkte ik dat het soms goed voor mij is om een muziek/ filmfragment in mijn les te bouwen of om leerlingen zelf aan de slag te zetten. Dan heb ik eventjes tijd om tot mezelf te komen. In die tijd kan ik even kijken of ik niets vergeet. Dat geeft mij meer zekerheid.

  • De bronnen en opdrachten die ik leerlingen geef, zelf goed door te nemen en te voorkomen dat er dingen in die documenten voor mijzelf onduidelijk blijven.

Ja en nee. Ik kreeg een aantal muzikale termen van leerlingen als antwoord op een door mij gestelde vraag. Ik wist niet de betekenis ervan waardoor ik niets kon met de mooie antwoorden.

Overige feedback
Denk aan de logica van de dingen. Maak gebruik van een tijdsvolgorde. Je gaat bijvoorbeeld het begrip prima pratica en seconda pratica uitleggen. Dan begin je met seconda en dan prima. Dat was onduidelijk voor de leerlingen. Ze stelden er ook vragen over. De volgorde die je soms hebt in je verhaal is onlogisch en niet duidelijk. Doe het op een volgorde in tijd, dat helpt om je verhaal verhaal helder over te brengen.

Als je leerlingen naar een muziekstuk laat luisteren waar de tekst en de uitspraak daarvan belangrijk is zorg er dan voor dat ze de tekst op papier hebben.

Voer meer controle uit. Je geeft de leerlingen de opdracht om aantekeningen te maken. Controleer ook of dit gedaan wordt. Zeker bij leerlingen die het niet doen. Geef aan dat je werkelijk wil dat er iets op papier komt. Nu blijft de opdracht vrijblijvend.

Goed dat je leerlingen beurten geeft en ze de tekst voor laat lezen.

Goed dat je de functie van de opera naar voren haalt.

Fijn dat je jezelf zekerder voelde. Probeer dan nu ook goed na te gaan hoe dat kwam. Wat kun je doen om je zekerder te voelen.
Ik zag dat je er zelfverzekerder bij stond. Met twee voeten op de vloer iets uit elkaar. Recht overeind. Dat kun je nog meer benadrukken. Zorg dat je er echt staat.
Goed dat je leerlingen aanspreekt op gedrag.

zaterdag 20 november 2010

Lesvoorbereiding docent L'Orfeo

Hofcultuur in de 16e eeuw:
Functie: Representatie van machtige positie. De bouw/decoratie van paleizen en villa’s worden grootser georganiseerd, net als de aankleding van feesten d.m.v. theaterstukken en muziekspektakels: Hofspektakel om rijkdom en positie/macht aan de buitenwereld en vooral andere vorstenhoven te ‘showen’.
L’Orfeo, Monteverdi, 1601
Artistieke context: Interesse kunstenaars en hoven voor klassieke oudheid: Eind 16e eeuw groep kunstenaars discussieert over de kunsten: Camerata: Griekse theater weer tot leven brengen: Kunsten verenigen in opera. Vincenzo Gonzaga interesse: opdrachtgever Monteverdi: Orpheusverhaal: mythe uit klassieke oudheid: volgens kunstenaars en filosofen bevatten deze verhalen een boodschap, wijsheid.
Bron: Howard Goodall, Magische momenten, keerpunten in de muziek, p. 74,75,76.

Inhoud
1e versie Orpheus-mythe: Vergilius. 25 jaar later: Ovidius: Metamorphosen.
Het verhaal: Orpheus betovering mens en dier met muziek: zang en lierspel. Trouwen Euridyce: slangenbeet: overlijden. Orpheus naar onderwereld: met muziek heerser smeken. Euridyce mee: Orpheus niet omkijken: doet hij toch, Euridyce verdwijnt. Orpheus veracht vanaf dan vrouwen en wordt verscheurd door maenaden. Monteverdi maakt een aangenamer einde: Apollo neemt Orpheus mee als sterrenbeeld aan hemel.

Betekenis van het stuk: niet voor niets eerste ‘opera’s’ gewijd aan het Orpheusverhaal: verhaal over de ‘macht’ muziek, morele ‘boodschap’ mogelijk over de menselijke wankelmoedigheid? (besluiteloosheid). Andere interpretatie (zie hieronder). Vooral belangrijk dat er een ‘wijsheid’ of ‘boodschap’ in zat.

Griekse theater reconstrueren:
- Verhaal mythe afkomstig uit klassieke oudheid: volgens filosofen en kunstenaars mythes vanaf de Renaissance bevatten een boodschap. Orpheusverhaal: vraag of de mens de dood kan overwinnen. (Bron: Howard Goodall, Magische momenten, keerpunten in de muziek, p.81.)
- Thema: dramatisch verhaal (noodlot): slechte afloop: Griekse tragedie. Om feestvreugde aan hof niet te verstoren ‘goede afloop’ gemaakt.
- Teksten l’Orfeo worden gezongen en niet gesproken: Idee: Griekse theater alles gezongen.
- Relatie madrigalen: gezongen aan hoven door hovelingen en intermedii: spectaculaire ‘tussenspelen’ tijdens grote feesten.

Functie
Rond 1590: Monteverdi zanger/violist hof Gonzaga’s in Mantua: van hertog opdracht hofspektakel: gasten imponeren. Concurrentiestrijd vorstenhoven hofspektakels. Eerste opvoering l’Orfeo: 1601: eerste ‘echte’ opera-uitvoering: ‘favola in musica’. Functie: representatie reputatie vorst en beschouwen als lering en vermaak: vraag of mens de dood kan overwinnen: Orpheus macht muziek maar tragisch einde (hier niet).

Vorm
Plaats: L’Orfeo: hof Mantua, mogelijk in een spiegelzaal. Eerst klein beschaafd publiek: succes: Cremona, Turijn, Florence en Milaan.
Muziek: Monteverdi motivatie: muziek heeft kracht menselijke gevoelens: affecten over te brengen. Naast stem orkest: instrumenten als: trompetten, trombones, pauken, klavecimbel, cello, harp en de luit. Gebruikelijk: enkele instrumenten, Monteverdi allemaal: overweldigend voor publiek. Betekenis teksten: specifieke instrumenten. Monodie = eenstemmigheid: beter in staat tekst over te brengen. Tekst en tekstbegrip werd zeer belangrijk gevonden!
1605: nieuwe muziekpraktijken:
‘prima prattica’ en ‘seconda prattica’: prima prattica: polyphone stemmen, muziek domineert tekst.
Seconda prattica: muziek sluit aan bij tekst d.m.v. homofone zang en monodie: stem drukt (met muziek als begeleider)gevoel (= affecten) uit.
Spel: speelt ondergeschikte rol aan muziek: met handelingen gevoel verduidelijken. Bewegingen zijn beheerst.
Decor en kostuum: Orpheusverhaal: theatrale effecten: toneelmachines.
Vanuit reconstructies: kostuum en decor grijpen terug op klassieke theater.

L’Orfeo – Monteverdi 1601
Inhoud

De eerste versie van de Orpheus-mythe die we kennen is afkomstig van Vergilius. Vergilius schreef het verhaal van Orpheus rond 26 voor Christus. 25 jaar later nam Ovidius het verhaal op in zijn boek Metamorphosen.
Orpheus, zoon van de god Apollo was een dichter en beroemd om zijn lierspel. Met de muziek van zijn lier betoverde hij mens en dier. Zijn muziek was zo mooi dat zelfs de bomen en rotsen hem volgden op de klank. Orpheus trouwde met de mooie bosnimf Eurydice. Zij werd echter op hun huwelijksdag gebeten door een giftige slang waar ze op trapte toen ze vluchtte voor een ongewenste aanbidder. Ze stierf aan de beet. Orpheus was hierover zo diep bedroefd dat hij in de onderwereld afdaalde om de schimmen en de heerser van de onderwereld zijn droevenis te tonen en te smeken om de terugkeer van Eurydice. Met zijn muziek kreeg hij de heerser van de ondergrond zover dat Eurydice hem terug naar de aarde mocht volgen. Voorwaarde was dat hij niet naar haar zou kijken tot ze uit de dodenwereld zouden zijn. Op het laatste ogenblik keek Orpheus toch om en Eurydice verdween nu voor altijd in het schimmenrijk. Na het verlies van zijn geliefde vrouw verachtte Orpheus de vrouwen, die zich juist erg tot hem aangetrokken voelden. Hij werd daarom aangevallen en verscheurd door de razende maenaden van Ciconia in Tracië.

Monteverdi probeerde met L’Orfeo het klassieke Griekse theater te reconstrueren. Hij was een van de eerste personen die dit probeerde te doen. Hij deed dit op verschillende manieren:
- Door het verhaal van een mythe afkomstig uit de klassieke oudheid te kiezen grijpt Monteverdi direct terug op de klassieke oudheid.
- Als we kijken naar het thema van het klassieke theater dan zien we een verhaal dat ontroerend is (een tragedie) of juist humoristisch (een komedie). Het Orpheusverhaal is een dramatisch verhaal en sluit daarom qua thema aan op het klassieke theater.
Waarom koos Monteverdi voor het Orpheusverhaal?
- Orpheus is de hoofdpersoon van l’Orfeo. Hij was de zoon van de god Apollo en had van zijn moeder
Calliope de gave van de zang geërfd, waarmee hij alle mensen in vervoering bracht. Apollo schonk hem een lier en wanneer Orpheus zijn gezang liet horen, kon niemand de goddelijke macht ervan weerstaan. Je kunt hem de verpersoonlijking van de muziek noemen. Hierdoor is het Orpheusverhaal heel geschikt voor een hofspektakel omdat het personage Orpheus kan zingen, hij kan op de lier spelen en hij kan dansen.
- Het Orpheusverhaal heeft een dramatische opbouw (held, conflict en ontknoping) waardoor het geschikt was om als theaterstuk vorm te geven.
- Het Orpheusverhaal is een verhaal over de wereld van levenden, goden en de onderwereld en biedt dus veel mogelijkheden voor theatrale effecten. Deze effecten werden met behulp van toneelmachines gemaakt.
Wat is de betekenis van dit verhaal?
De les bij deze opera is de vraag of de mens de dood kan overwinnen. (Bron Magische momenten van Howard Goodall)
Functie
Omstreeks 1590 werd Monteverdi aangesteld als zanger/violist aan het hof van de Gonzaga’s in Mantua. Van de hertog kreeg Monteverdi de opdracht om een hofspektakel te ontwerpen om de gasten van de hertog te imponeren. De familie Gonzaga wilde aan andere vorstenhoven laten zien hoe rijk en machtig zij waren en daarom organiseerden zij grote hoffeesten waarbij er gedanst en gezongen werd. Er vond in die tijd op verschillende gebieden een concurrentiestrijd tussen vorstenhoven plaats, ook bij de hofspektakels. In 1601 werd l’Orfeo voor de eerste keer opgevoerd aan het hof van Mantua. L’Orfeo wordt gezien als de eerste echte opera-uitvoering, in die tijd een favola in musica genoemd. De opera had niet alleen als functie representatie van macht van de vorst maar je kunt de opera ook beschouwen als lering en vermaak. (Bij deze opera is de boodschap de vraag of de mens de dood kan overwinnen)
Vorm

Plaats
L’Orfeo werd voor het eerst opgevoerd aan het hof van Mantua in een spiegelzaal. Er kwam een klein, beschaafd publiek kijken. L’Orfeo werd een groot succes en daarom werd de opera in de eerste maand opnieuw opgevoerd in het hoftheater en daarna in Cremona, Turijn, Florence en Milaan.

Muziek
Monteverdi’s belangrijkste motivatie om opera’s te
componeren was om hierbij gebruik te maken van de
kracht van de muziek om die op menselijke gevoelens
te richten. Hoewel goden en het bovennatuurlijke een
belangrijke plaats innemen in het verhaal van l’Orfeo
zijn het de menselijke gevoelens van Orpheus die de
schrijvers echt interesseerden. Uit brieven van Monteverdi
is duidelijk geworden dat hij gezongen drama zinloos vindt
wanneer dit geen betrekking op de gevoelens van mensen
heeft.

Om zijn doel te bereiken maakte Monteverdi gebruik van
een groot orkest, waar in de vroegste opera’s de begeleiding
nog uit enkele instrumenten bestond. Voorbeelden van deze
instrumenten zijn: trompetten, trombones, pauken,
klavecimbel, cello, harp, luit. Monteverdi bracht de betekenis
van de teksten tot uitdrukking in de muziek door onder andere Titelblad L’Orfeo 1609
specifieke instrumenten bepaalde teksten te laten begeleiden. Daarnaast maakte hij veel gebruik van de monodie (eenstemmigheid) omdat hij vond dat één stem beter in staat was tekst over te brengen dan meerdere stemmen.

In 1605 formuleerde Monteverdi de verschillen tussen een oude en nieuwe compositiepraktijk en onderscheidde een ‘prima prattica’ en ‘seconda prattica’. Met de eerste ‘praktijk’ bedoelde hij dat de muziek de tekst domineerde, terwijl in de tweede praktijk juist werd geprobeerd de muziek meer aan te laten sluiten bij de tekst.

Spel
Alle handelingen, acties, dialogen, etc. in l’Orfeo moesten niet alleen door middel van muziek maar ook door middel van spel tot uitdrukking komen. De spelers maakten dus bewegingen en gezichtsuitdrukkingen om het verhaal/het gevoel te verduidelijken. De bewegingen die de spelers maken zijn heel beheerst en gracieus maar reiken al verder dan een paar eeuwen daarvoor (zie liturgisch drama).

Decor
Het verhaal van Orpheus, over de boven- en onderwereld, leent zich gemakkelijk voor theatrale effecten. Hofarchitecten ontwierpen hier toneelmachines voor. Wat kostuums en decor betreft zien we een terugblik naar het klassieke theater. De spelers dragen weelderige kleding die ruim zit, waardoor er goed in bewogen kan worden en de stof van hun kostuum gaat mee in hun bewegingen. De kostuums van de spelers van l’Orfeo bedekken wel hun hele lichaam en dit zien we in de klassieke oudheid niet vaak. In de dans hieronder zie je dat de spelers gracieuze, sierlijke bewegingen maken en de kleding ziet er licht en luchtig uit en heeft daardoor ook een gracieus uiterlijk. Een ander klein detail zijn de schoenen die de spelers aan hebben, zelfs deze doen klassiek aan. Bij het decor zie je op de achtergrond een gedeelte van een klassieke tempel staan, nog duidelijker teruggrijpend op de klassieke oudheid.


Voorbeelden
http://www.youtube.com/watch?v=wni1GVRlMtc : reconstructie van L’Orfeo van Monteverdi. In dit videofragment zingt Orpheus zijn geluk uit nu hij met Euridyce gaat trouwen.

De videofragmenten die op de examen cd staan. (Deze kan ik zelf niet openen op mijn computer)

Orpheus en Euridyce door Federico Cervelli . Orpheus kijkt om naar Euridyce terwijl hij dit mag pas doen als zij allebei de onderwereld hebben verlaten.


Orpheus en Euridyce door Arno Breker – 1944. Orpheus speelt op zijn lier en zingt en Euridyce valt voor zijn mooie zang en lierspel.


Koppelingen: bij deze opera is het echt om status van de vorst te laten zien maar het is niet zo dat de vorst zelf in het stuk speelt zoals je later wel ziet in ballet de la nuit van Lodewijk XIV.

Opdracht en informatie L'Orfeo voor de leerlingen

L’Orfeo – Monteverdi 1601
Rond 1600 speelden de hoven in de ontwikkeling van de cultuur een doorslaggevende rol: om aan andere vorstenhoven te laten zien hoe rijk en machtig de vorsten waren, dienden zij een aantal hofkunstenaars in dienst te hebben om hun paleis zo mooi mogelijk te laten maken. De kunstenaars werkten dus in opdracht van een vorst en kregen op deze manier een inkomen. Om te laten zien wat voor status de vorsten hadden organiseerden zij grote hoffeesten waarbij er gedanst en gezongen werd. Dit spektakel van dans, muziek en theater noemt men ook wel een hofspektakel.

Omstreeks 1590 werd Monteverdi aangesteld als zanger/violist aan het hof van de Gonzaga’s in Mantua. De hertog van dit hof nam zijn musici graag mee op zijn reizen en zo kwam Monteverdi ook in andere steden waar hij muzikale ideeën leerde kennen. Doordat Monteverdi in aanraking kwam met de ideeën van een totaalspektakel werd hij geïnspireerd om de eerste echte opera uitvoering te maken: Orfeo, gebaseerd op de klassieke mythe van
Orpheus en Eurydice. In die tijd noemde men een opera een favola in musica. L’Orfeo werd aan het hof van Mantua opgevoerd en was een groot succes.


Het Orpheusverhaal
De eerste versie van de Orpheus-mythe die we kennen is afkomstig van Vergilius. Vergilius schreef het verhaal van Orpheus rond 26 voor Christus. 25 jaar later nam Ovidius het verhaal op in zijn boek Metamorphosen (boek met allerlei mythes).
Orpheus, zoon van de god Apollo was een dichter en beroemd om zijn lierspel. Met de muziek van zijn lier betoverde hij mens en dier. Zijn muziek was zo mooi dat zelfs de bomen en rotsen hem volgden op de klank. Orpheus trouwde met de mooie bosnimf Eurydice. Zij werd echter op hun huwelijksdag gebeten door een giftige slang waar ze op trapte toen ze vluchtte voor een ongewenste aanbidder. Ze stierf aan de beet. Orpheus was hierover zo diep bedroefd dat hij in de onderwereld afdaalde om de schimmen en de heerser van de onderwereld zijn droevenis te tonen en te smeken om de terugkeer van Eurydice. Met zijn muziek kreeg hij de heerser van de ondergrond zover dat Eurydice hem terug naar de aarde mocht volgen. Voorwaarde was dat hij niet naar haar zou kijken tot ze uit de dodenwereld zouden zijn. Op het laatste ogenblik keek Orpheus toch om en Eurydice verdween nu voor altijd in het schimmenrijk. Na het verlies van zijn geliefde vrouw verachtte Orpheus de vrouwen, die zich juist erg tot hem aangetrokken voelden. Hij werd daarom aangevallen en verscheurd door de razende maenaden van Ciconia in Tracië.Monteverdi probeerde met L’Orfeo het klassieke Griekse theater te reconstrueren. Dit deed hij op verschillende manieren:
1) Door het verhaal van een mythe uit de klassieke oudheid te kiezen grijpt Monteverdi direct terug op de klassieke oudheid.
2) Als we kijken naar het thema/verhaal van het klassieke theater dan zien we een verhaal dat ontroerend is (een tragedie) of juist humoristisch (een komedie). Het Orpheusverhaal is een dramatisch verhaal, ontroerend en sluit daarom qua thema aan op de tragedies van het klassieke theater.


Opdrachten
Monteverdi’s belangrijkste motivatie om opera’s te componeren was om hierbij gebruik te maken van de kracht van de muziek om die op menselijke gevoelens te richten.

1. Horen jullie emoties (gevoel) in deze fragmenten? Zo ja, hoe hoor je dat dan?


Seconda Pratica – Prima Pratica
2. Bij welk fragment komt de tekst het duidelijkst naar voren? Hoe komt dit denk je?


L’Orfeo geschiedenis
1. Waar en ter gelegenheid waarvan ontstond de eerste opera?

2. Geef de betekenis van de volgende begrippen
- monodie


- basso continuo begeleiding


- aria


- recitatieven


3. L'Orfeo is geschreven in opdracht van Francesco Gonzaga en werd aan zijn hof uitgevoerd door een kleine groep kenners. Later heeft Monteverdi in Venetië veel succes met opera's voor een breder publiek in speciaal hiervoor bedoelde theaters. Welke gevolgen heeft de verschuiving van hofopera naar publieksopera voor de inhoud en muzikale vorm van de opera? Noem twee aspecten.